Tijd en de Oase

Ik zat afgelopen weekend in The Oasis Boutique Hotel in Zuid Afrika, ergens tussen Johannesburg en Pretoria. Het vliegticket Johannesburg – Amsterdam was 1000 euro duurder als ik op vrijdagavond zou vliegen in plaats van op zondagavond, dus bleef ik het weekend ‘verplicht’ in Zuid Afrika. Er zijn ergere plaatsen om het weekend door te brengen natuurlijk.

Ik zocht een hotel waar ik comfortabel het weekend door kon brengen, en met comfortabel bedoel ik: een hotel met goedwerkend internet en de mogelijkheid om drie maaltijden per dag te bestellen. Ik vond dit hotel en het was perfect.

Het is vrijdagavond. Het avondeten moeten we van tevoren bestellen en de kok roept ons wanneer het eten geserveerd wordt. Het diner – hier volgens de Engelse traditie supper genaamd – staat klaar in de dining room. De vier gasten van het hotel zijn aan één tafel geplaatst. Ik deel het hotel deze avond met een ouder stel uit Botswana, Jerry en Fran, en een hele lange Schotse man van begin vijftig die luistert naar de naam Martin.

Bron: www.oasis.sa.com
Bron: http://www.oasis.sa.com

We praten eerst over de stroomvoorziening in zuidelijk Afrika. Jerry en Fran vertellen ons dat er veel corruptie en mismanagement is bij de aanleg en het beheer van de energiecentrales. Hierdoor is de stroomvoorziening in Zuid Afrika en in Botswana (wat voor de helft afhankelijk is van de stroom die ze van Zuid Afrika koopt) een enorm probleem.

We komen op de vraag wat Martin voor de kost doet en waarom hij alleen in Zuid Afrika is.

‘Ik werk niet meer,’ zegt Martin. Er zit nog een vervolg aan deze zin, maar hij twijfelt. Hij kijkt ons een voor een aan.

‘Oké,’ zegt hij uiteindelijk, ‘ik zal het jullie vertellen. Ik ben terminaal.’

Wat nemen we alles toch gemakkelijk voor lief. Electriciteit, internet, onze gezondheid, ons lichaam en het leven dat ons gegeven is.

Martin vertelt dat hij multiple sclerosis (MS) heeft, in combinatie met nog een andere neurologische aandoening waar ik de naam van vergeten ben. Dubbelop dus. De volgende dag zullen zijn twee nichten in het hotel aankomen en zal hun avontuur door Zuid Afrika gaan beginnen, the trip of a lifetime, zoals Martin zegt. De vraag van de afgelopen weken was of hij het fysiek aan zou kunnen, maar het gaat goed met Martin hier in The Oasis, deze oase van rust en luxe.

Doctoren geven hem nog twee jaar, maar dat zegt maar weinig. Soms gaat het sneller en soms, bijvoorbeeld in het geval van Stephen Hawking die ALS heeft, overleeft de patiënt de gegeven termijn met vele jaren.

Jerry en Fran gaan na het dessert naar hun kamer. Martin en ik praten de rest van de avond over hoe hij heeft ontdekt dat hij MS heeft, hoe hij emotioneel door een diep dal is gegaan en heeft geprobeerd om een eind aan zijn leven te maken, hoe hij inmiddels gescheiden is en hoe hij plannen heeft gemaakt voor zijn verzorging en zijn uitvaart. Het is een intens maar heel mooi en openhartig gesprek.

‘Heb geen medelijden met me, Diana,’ zegt Martin als we afscheid nemen voor de nacht. Hij heeft ook absoluut geen zelfmedelijden. Hij lijkt te genieten van elke goede dag die hij heeft. Hoeveel waardering heeft de gemiddelde mens voor een goede dag?

Het is ook geen medelijden wat ik voel. Op een manier is het een prachtig geschenk wat Martin gekregen heeft: een deadline.

‘Had je hier gezeten als je dit nieuws niet had gekregen?’ vraag ik hem.

‘Nee,’ geeft hij toe.

Natuurlijk, ik vind het lijden, het ongemak, de pijn en de angst die Martin ongetwijfeld te wachten staat heel erg, dat raakt me, maar terminaal zijn we allemaal. Teveel vrienden zijn geplukt in de bloei van hun leven. Zonder enige waarschuwing. Martin heeft iets heel waardevols gekregen: tijd. Tijd om de dingen te doen die hij wil doen voor hij doodgaat, tijd om afscheid te nemen van vrienden en familie, tijd om afspraken te maken over het punt waarop hij zelf wil beslissen of hij blijft vechten of niet. Ik geloof dat Martin zijn tijd optimaal gaat gebruiken en ik ben blij voor hem.

Inmiddels ben ik weer terug in Nederland. Ik kom van de sportschool. Personal trainer Frank heeft er weer flink de zweep overheen gelegd en mijn spieren doen zeer. Een heerlijke pijn. Een dankbare pijn. Ik eet een appel en loop op mijn gemakje. De zon schijnt, de kleuren zijn helder vanavond. De mensen mooi. Hollands welvaren. God, wat hebben we toch allemaal een ongelooflijke potentie. Iedereen. Dat is het gevoel dat ik me herinner van New York bedenk ik me als ik loop: het gevoel van de endless possibilities die we hebben.

Live up to your potential, lieve lezer, je hebt nog tijd. Wacht niet tot je een deadline krijgt.

Zombies

Ik ben in Zuid Afrika op het moment. Het is een lange vlucht (11 uur) van Amsterdam naar Johannesburg. Het vliegtuig zit vol zombies, ze dwalen door de cabine, op zoek naar een comfortabele plek en positie. Een U-vormig nekkussen rust op hun schouders, ze dragen trainingspakken, sokken en pantoffels. Ze slepen een deken achter zich aan. Ze lezen boeken en kijken films, ze eten uit verveling. Alles om zich maar thuis en gemakkelijk te voelen. En dan is dit nog de dagvlucht! De terugweg is een 11 uur durende nachtvlucht. Dat is pas echt angstaanjagend.

Ik slaap nauwelijks in een vliegtuig, dus ik zie ze: de bleke, grauwe, uitdrukkingsloze gezichten van mijn medepassagiers die ook niet kunnen slapen. We werpen jaloerse blikken op de mensen die wel liggen te ronken in hun stoel.

Ik land zondagavond in Johannesburg en word opgepikt door een taxi service. Altijd leuk als er iemand staat bij de uitgang met mijn naam op een stuk papier: iemand die op me wacht, al is het maar voor even en voor geld. Zijn naam is Ezekiel. Hij brengt me naar mijn hotel en Mary van het kleine boetiek hotel brengt me naar mijn kamer. Het is 23.00 uur. Om 5.30 komt mijn Zuid Afrikaanse collega me ophalen want we moeten 4 uur rijden naar een universiteit vlak bij de grens met Botswana. Op de universiteit houden we een presentatie van 2 uur en vervolgens rijden we weer 4 uur terug. Je ziet: tot nu toe druipt de glamour en het avontuur er vanaf.

De volgende twee dagen hebben we een beurs in een conferentiehotel. Dan zitten we hier opgesloten, ook voor het ontbijt, de lunch én het diner. Zet ons overal ter wereld neer, het maakt niet uit, het is allemaal hetzelfde. Zombies op de beurs zijn we. De mede-exposanten ken ik van conferenties in Israël, Turkije, Spanje, Engeland en ga zo maar door. Het zijn vluchtige, oppervlakkige vriendschappen die we hebben opgebouwd door de jaren heen.

Er is iets misgegaan met mijn registratie voor het hotel, er staat geen kamer op mijn naam. Nou komt alles wel weer goed, daar maak ik me nooit zo druk over, maar ik krijg waarschijnlijk wel een ‘reserve’ kamer toegewezen. Op de kamer ga ik alle laden en kasten langs, dat doe ik altijd, uit pure nieuwsgierigheid, kijken wat ik nu weer vind. Ik heb beet deze keer: in een van de laden tref ik twee plastic tassen aan, gevuld met pillen! Allerlei soorten pillen. Ik heb niet naar alle doosjes gekeken want om eerlijk te zijn wil ik mijn vingerafdrukken hier niet op hebben! Ik neem een foto, deel mijn verbazing op facebook en lever de tassen vervolgens in bij de receptive.

Pillen Zuid AfrikaDe scenario’s rond de pillen waar ik tot nu toe op ben gekomen, zijn:

  1. Ik stond op het punt om er ingeluisd te worden: Nederlandse opgepakt voor drugsbezit. Dat moet toch wel wat opbrengen.
  2. Iemand is nu verschrikkelijk hard toe aan medische hulp.
  3. Iemand die hier werkt is verslaafd en gebruikt deze kamer om zijn drugs te verstoppen en het te gebruiken.

Ik vrees het laatste, want als ik de verhalen mag geloven is het verslavingsprobleem in Zuid Afrika enorm. Zombies zijn het en ik heb ze gezien: mannen en vrouwen die in de krottenwijken wonen, verslaafd aan drank en/ of lijmsnuiven. Heel erg triest.

Hé … alle zombies nog aan toe, ik  had natuurlijk even moeten kijken of er slaappillen bij zaten voor de terugreis!! Verdorie!

Bezint eer ge begint

Ik heb dit blog geen recht gedaan de laatste paar weken; de verschijningsdatum van mijn boek komt er aan, en zoals het spreekwoord luidt: de laatste loodjes wegen het zwaarst.

Ik klaag niet! I’m living my dream, maar laat me je in grove lijnen vertellen wat er bij komt kijken, bij zo’n boek, voor het geval je denkt: oh ja, een boek schrijven, dat wil ik ook!!

Bron: www.sun4ever.info
Bron: http://www.sun4ever.info

Het schrijven valt eigenlijk wel mee, maar je moet het wel doen. Ik was laatst op een open dag van de Schrijversvakschool en de directeur zei in zijn introductie: ‘De televisie kun je maar beter de deur uit doen.’ Ik heb al 15 jaar geen televisie meer en ik kom nóg tijd te kort. Het moet meer dan een hobby zijn, het moet een beetje een obsessie voor je zijn, een boek schrijven. Stel jezelf ten doel: 500 woorden per dag. Elke dag. Als je een dag overslaat, dan schrijf je er 1000 de volgende dag.

Het boek Stephen King on writing is een aanrader voor de aspirant auteur. Stephen King schrijft minimaal 2000 woorden per dag en komt zijn werkkamer niet uit voor ze op papier staan. 7 dagen in de week, ook op feestdagen.

Als zijn manuscript af is legt hij het minimaal twee maanden opzij. Na de twee maanden herleest hij het en maakt correcties. In zijn geval, met zoveel ervaring, is één zelfcorrectie-ronde genoeg. Oefening baart kunst.

Ik heb mijn manuscript (iets meer dan 70.000 woorden) in 5 maanden geschreven, ik heb het een aantal weken weggelegd en toen heb ik het vele malen herlezen, gecorrigeerd, uitgebreid, ingekort, enzovoort.

Stephen King laat het vervolgens aan zijn vrouw lezen en kijkt graag naar haar gezichtsuitdrukking terwijl ze dat doet. Ik heb mijn boek aan zes verschillende mensen laten lezen. Ik vond het een beetje raar om naar ze te gaan zitten kijken, dus ik heb ze gevraagd om alles wat in hen opkwam – zoals ‘dit moest ik drie keer lezen’, ‘dit vond ik grappig’, ‘hier verloor ik mijn aandacht’ – in de kantlijn te schrijven.

Met alle zes heb ik apart om de tafel gezeten en heb hen om feedback gevraagd. De opmerkingen en correcties heb ik doorgenomen en verwerkt in het script. Een aantal verhalen heb ik eruit gehaald (en dat zijn de Kill your darlings-verhalen op dit blog geworden).

De versie met 40 dates (maar nog steeds 70.000 woorden) is naar de uitgever gegaan. Een uitgever vinden die tijd en interesse heeft om je manuscript te lezen is ver-schri-kke-lijk moeilijk. Uitgevers krijgen soms wel 30 manuscripten per week binnen. Ik heb mazzel gehad, er was een uitgever die interesse had en het wilde lezen, maar voor de meeste debutanten is dit echt het moeilijkste gedeelte. Ze heeft het gelezen, we hebben het contract getekend en ik heb mijn manuscript ingeleverd. Heel even dacht ik dat daarmee het grootste gedeelte van mijn werk erop zat… niet dus.

Er is een redacteur door het script gelopen en heeft elk woord, elke komma, elke zin op een weegschaaltje gelegd. Ik kreeg een volgekrabbeld pak papier terug en mocht de correcties en suggesties gaan verwerken. Dit vond ik het zwaarste proces. Natuurlijk was ik dankbaar dat iemand de tijd en de moeite had genomen om mijn script te verbeteren, en natuurlijk kwam dit mijn boek ten goede, en ja, de correcties waren allemaal goed en nuttig… maar het was wel 280 pagina’s kritiek! Dat komt emotioneel best hard binnen. Na elke 10 pagina’s moest ik even wat anders gaan doen. Taalkundig heb ik er ontzettend veel van geleerd.

De gecorrigeerde versie heb ik vervolgens hardop voorgelezen aan mezelf. Ik heb het opgenomen en weer afgeluisterd. Daar kwamen nog veel correcties uit, zoals zinnen die niet lekker liepen. Ik kan elke schrijver aanraden zijn of haar werk een keer hardop voor te lezen.

Deze versie ging weer terug naar de uitgever. Nu dan klaar? Nee… hier kwam een zetproef uit (heel mooi om te zien) en daar gaat een persklaarmaker, de ‘komma-politie’, mee aan de slag. Ook daar kwamen weer heel veel correcties en suggesties uit. Fijn, want ondertussen werd het script alleen maar beter en strakker, maar jeetje joh, nog meer kritiek! Alle correcties weer doorgevoerd.

De tweede zetproef.

Samen met een vriendin die het nog niet eerder gelezen had nog een laatste keer goed doorgelezen  (32ste keer inmiddels?) en nog steeds kwamen we foutjes tegen. Ongelooflijk.

Maar nu… NU ligt het dan echt bij de drukker. Gelukkig, want 2 juni moet het in de boekhandel liggen. We hebben ongetwijfeld nog wat over het hoofd gezien, maar zoals je leest: we hebben ECHT ons best gedaan.

Ondertussen samen met de uitgever: auteur foto’s maken en kiezen. Cover ontwerpen. Catalogus tekst opstellen. Tekst voor de achterflap. Marketing plan. Persbericht. Boekpresentatie.

Dus ja, ik heb dit blog geen recht gedaan de laatste paar weken, maar hopelijk voor een goed doel! Ik ben zo benieuwd wat jullie van New York in 40 dates gaan vinden!

Anarchic Hand Syndrome

Er zijn mensen, meestal mannen, die na een paar biertjes ineens last krijgen van Anarchic Hand Syndrome. Je staat te praten met iemand, in de kroeg of tijdens een bedrijfsborrel, en je voelt iets tegen je heup, je bil of je been. De hand van de man naast je, is een eigen leven gaan leiden. Ik ken zo’n man, met zo’n hand. Een van mijn vriendinnen noemt hem Mr Hand en dan weten we meteen over wie we het hebben.

Anarchic Hand Syndrome is bijna hetzelfde als Alien Hand Syndrome en de patiënt heeft onder beide omstandigheden geen controle over wat de hand doet. Het verschil is dat de patiënt in het eerste geval wel degelijk de hand herkent als zijnde van hem of van haar, maar in het tweede geval niet. Dan voelt de hand als van een ander, alien dus. Anarchic Hand Syndrome is een groot probleem aan het worden. Misschien kunnen we zelfs spreken van een epidemie.

Natuurlijk is dit gekscherend bedoeld en heeft mijn verhaaltje weinig te maken met deze zeldzame neurologische aandoening en alles met alcohol en brutaliteit.

Ik zat in de F-lijn, één van de metrolijnen in New York. De coupés hebben lange banken aan weerzijden van de wagon, dus reizigers zitten tegenover elkaar. Het was laat op een zaterdagavond en ik was een beetje aangeschoten. De drie mensen tegenover mij ook, het waren een jongen, een meisje en een man. Het meisje van een jaar of vijfentwintig zat in het midden. Ze was in gesprek met de jongen naast haar. De man aan de andere kant, zat met zijn handen op zijn bovenbenen. Hij strekte zijn wijsvinger uit en streelde zachtjes het bovenbeen van het meisje. Ik vond het wel aandoenlijk. Haar vader, dacht ik, die teder contact maakte. Eén vinger werd twee vingers. Met twee vingers beroerde hij aarzelend, en heel traag, haar been. Hij keek er dromerig bij. Het meisje reageerde niet, ze keek niet op of om, maar praatte verder met de jongen. Minutenlang werd ik gebiologeerd door dit minuscule gebaar. De rest van hun lichaamstaal sloot er helemaal niet op aan. ‘Wat klopt er niet aan dit plaatje?’ vroeg ik me af.

Bij een volgende halte stonden de drie tegelijkertijd op. De man keek – zich zogenaamd van geen kwaad bewust – om zich heen en liep een andere kant op. Ze hoorden helemaal niet bij elkaar!

Zou Anarchic Hand Syndrome stand houden in een rechtszaal? Dan zullen veel mannen zich laten diagnosticeren, vermoed ik. Totale anarchie!