Wereldberoemd

Oké, ik heb gezegd dat ik zou zwijgen over mijn datingervaringen in Nederland want dat vind ik te dicht bij huis, maar ik ga een uitzondering maken want de meneer waar ik vandaag over schrijf is niet Nederlands, woont niet in Nederland en ik heb hem ook niet ontmoet. Ons korte gesprek via Tinder en facebook – zijn monoloog eigenlijk – was zó ongenuanceerd dat ik hoop hem nooit tegen te komen. Ik wilde het je echter niet onthouden. Ik wil wel zijn privacy beschermen dus ik ga zeggen dat hij Jacques heet, in Marseille woont en met enige regelmaat in Amsterdam is. Alleen dat laatste is waar.

Verder moet je iets van mij weten: ik heb al zo’n vijftien jaar geen televisie meer, ik luister geen radio en ik lees geen kranten (echt belangrijk nieuws bereikt me echt wel, maak je geen zorgen). Ik weet dus absoluut niet wie wie is in de Privé of de Story, ik heb sinds mijn vijftiende geen aflevering van GTST meer gezien en als ik iemand wel herken dan ben ik niet zo heel erg snel star struck. Om een goed voorbeeld te geven: de legendarische eerste woorden die ik ooit tegen Huub van der Lubbe sprak, waren: “Waar was je nou?” Dit was tijdens het benefiet concert voor de begrafenis van Wally Tax, waar mijn toenmalige vriend aan meedeed en waarvoor Huub van der Lubbe ook op het programma stond. Wij hadden de hele middag gerepeteerd en gesoundchecked, maar Huub kwam pas binnen toen het concert in volle gang was en stond ineens naast me.

“Uh…,” stamelde hij, “ik… uh…  hoef niet te soundchecken.” Hij bekeek me eens goed, met een half glimlachje, en vroeg: “wil je wat drinken?” Hij vond mij wel grappig denk ik.

Nog zo’n voorbeeld: een paar maanden geleden ontmoette ik een kunstenaar die het toch wel opmerkelijk vond dat ik nog nooit van hem gehoord had. “Maar,” zei hij, “ik ben echt wereldberoemd.” Hij klonk oprecht verbaasd, niet arrogant. Ik haalde mijn schouders op.

Of, voor ik werd geïnterviewd bij BNR Radio, had ik – tot grote ontsteltenis van mijn mannelijke collega’s –  nog nooit van Wilfred Genee gehoord. Tja…

Nou ja, zo kan ik nog wel een paar voorbeelden noemen hoe anderen mij moeten op attenderen op iemands faam en hoe we er dan smakelijk om moeten lachen.

Dat dus slechts ter introductie. Terug naar Jacques; we hebben een match op Tinder en raken aan de praat. We zijn nog geen vier regels verder als hij schrijft:

“Ik ben een hele bekende pianist.”

“Oh boy,” mompel ik. Als je vindt dat je dit moet schrijven dan is het al niet goed natuurlijk. Zeg gewoon dat je pianist bent.

“Kunnen we verder praten via facebook?” vraagt hij. Ik stuur hem een vriendschapsuitnodiging en hij voegt me toe aan zijn ‘persoonlijke’ vrienden, een selecte groep van circa 10,000 leden. Die avond ga ik niet meer in op zijn berichtjes, want ik heb een etentje.

De volgende dag (hij heeft blijkbaar in mijn foto’s zitten neuzen) schrijft hij: “Heb je een seksrelatie gehad met die oude man in de zwart-wit foto?” Ik moet even goed nadenken want ik heb seks gehad met wel meer ‘oude’ mannen (relatief begrip), maar ik heb maar weinig zwart-wit foto’s met ‘oude’ mannen. Ik heb wel een zwart-wit foto met Herman van Veen. Ik moet lachen.

Met Herman van Veen in Kunstmin in Dordrecht
Met Herman van Veen in Kunstmin in Dordrecht

“Deze?” vraag ik en stuur de foto.

“Weet je wie dat is?” vraag ik, en zeg: “dat is Herman van Veen. Zoek die nou maar ’s op.” Die is dus wél wereldberoemd en als ik hem zie ben ik dus wél echt star struck. “Nee,” schrijf ik hem, “ik heb geen seks met hem gehad, maar als hij me zou willen hebben, dan zou ik dat zeker doen. Mag hij me daarna in slaap zingen want hij heeft de mooiste stem ter wereld.”

Jacques vindt het jammer, want zo zou het voor hem kunnen zijn als hij oud is (sorry, Herman, dat zijn zijn woorden). Jacques gaat verder, in staccato berichtjes:

“Vandaag de dag kan ik gemakkelijk jonge meisjes krijgen. Ik ben nog jong. Pas 42 jaar. Dat is omdat ik een hele goede pianist ben. En veel mensen me kennen. Het is natuurlijk. Tussen jonge meisjes en belangrijke mannen.”

Ik verslik me in m’n koffie. WTF?! Ik schrijf alleen maar: “Right…”

Maar Jacques is nog niet klaar en voelt mijn sarcasme niet aan:

“Maar ik vind vrouwen van mijn leeftijd ook leuk. Voor de ervaring.”

Nu onderbreek ik hem dan toch en schrijf: “Jacques, je windt me echt niet op met deze praatjes. Zeg me alsjeblieft dat dit Franse humor is?!”

Nee, hij is bloedserieus en vraagt me wat er mis mee is. Ik leg hem haarfijn uit dat ik een nuchtere Nederlandse ben van 40 jaar oud en ab-so-luut niet gecharmeerd ben van iemand die loopt op te scheppen dat hij jonge meisjes in bed krijgt omdat hij zogenaamd beroemd is. “Zo praat je toch niet tegen een vrouw?!” Bijt ik hem toe.

Nou ja, je begrijpt dat ik het meteen gedaan had, en overal ont-vriend en uitgeknikkerd werd. En ik was net lekker op dreef!

Dus, meisjes, als jullie een pianist tegenkomen die zegt dat hij wereldberoemd is, ga alsjeblieft niet met hem mee; je bent ‘het zoveelste jonge meisje’ en als je ouder bent, ben je ‘voor de ervaring’. Kortom, het is een crêpe (da’s Frans voor ‘creep’).

Het is tijd

En dan ineens is het afgelopen. Dan loop je de aula van het uitvaartcentrum binnen en denk je onwillekeurig aan alle andere keren dat je hier ook was. De familie, vrienden, bekenden en collega’s die je ook hebt weggebracht. We hebben het over ‘onze’ doden op een uitvaart. Het gaat niet alleen om die ene persoon die recentelijk overleden is, het gaat ook een beetje om al de mensen die we gaandeweg verloren zijn.

En je denkt aan de mensen waar je bijna afscheid van hebt moeten nemen, maar nog niet. Zij die nog wat extra tijd gekregen hebben. Maar de dag gaat wel komen dat ze er niet meer zijn, begrijp je nu. En de dag dat iemand er niet meer is komt altijd onverwacht, zoals bij de vrouw waar we vandaag afscheid van nemen. Slechts 55 jaar, overleden in haar slaap. Het had een ieder van ons kunnen zijn, waarom niet, en een deel van onze tranen is te wijten aan onze schrik.

Er zijn dagen dat een bijna verlammende angst me overvalt. Paniek. Het kan ineens afgelopen zijn. Ik probeer er niet over na te denken, want zo kun je niet leven, maar ik voel de haast. Ik wil nog zoveel doen, maar… het kan ineens afgelopen zijn.

Doorgaans nemen we alles en iedereen zo gemakkelijk voor lief zolang het er is. Tot het er niet meer is. Vrienden, familie, maar ook dingen als je baan, al je foto’s op je laptop, je internettoegang, het stromend water uit de kraan, de elektriciteit. We denken er niet bij na, maar wat een schok als iets of iemand ineens wegvalt. Wat een klap als de tijd voor mensen om je heen ineens op is.

Wat zou een dag waard zijn, vraag ik me wel eens af, als je tijd onderling zou kunnen kopen en verkopen. Hoeveel zou je voor een etmaal betalen en hoeveel zou je er voor willen ontvangen? Hoeveel geef je om jouw tijd? Zonder te weten hoeveel tijd je nog hebt, dus zonder dat je weet wat jouw balans is (als we een ‘balans’ hebben).

Misschien ‘verkoop’ je vijf dagen en blijkt dat je er nog maar tien had. Maar misschien heb je er nog 7300 en merk je weinig van die vijf dagen minder.

Het zou kunnen dat je er vijf koopt en dat je er na twintig tevreden jaren achter komt dat ze overbodig waren, maar misschien zijn het net de vijf dagen die er voor zorgen dat je je dochter weg kunt geven op haar bruiloft.

Soms zie ik mensen dagen niets doen, avond aan avond op de bank achter de televisie zitten. Zouden zij hun dagen gemakkelijk en goedkoop van de hand doen? Onverschillig over hoeveel ze er nog hebben? Tijd heeft voor iedereen een andere waarde, een andere betekenis. Tot het op is. Tot het tijd is. Schaarste bepaalt de waarde en als de dagen zijn geteld, is tijd het meest kostbare, het meest onbereikbare wat er is.

Kanjer(s)

Diep in het verste hoekje van het Amsterdam Centraal station kun je je koffer tijdelijk opslaan. Beter gezegd: je kunt een kluisje huren waar je in op kunt slaan wat je wilt, maar in mijn geval is dat dus een koffer. Erg handig. Het enige probleem is dat het een gedeelte van Amsterdam Centraal is waar je liever niet wilt zijn.

Wanneer je echt het eind van het station hebt bereikt, kom je in een ruimte waar daglicht niet bij kan. Een ruimte die van de vloer tot het plafond betegeld is met zogenaamd vrolijke tegels, in van die verschrikkelijke pastelkleuren. Rijen grijze blokken van kil staal en de lucht van een urinoir.

Bijna alle kluisjes zijn bezet, er wordt dus goed gebruik van gemaakt. Ik wil hier zo snel mogelijk weer weg, dus ik loop op een drafje langs de metalen muren tot ik een beschikbare bewaarplaats vind. Ik druk automatisch – zonder er bij na te denken – de deur van het kluisje dicht en hoor ‘klik’.

‘Hé,’ breng ik verbaasd en verontwaardigd uit. Wat vreemd dat het meteen op slot gaat, dat is nogal drastisch. De kluis weet helemaal niet wie ik ben en heeft me ook nog niet laten weten hoe ik mijn tas er t.z.t. weer uitkrijg.

Rechts van mij staat een Duitse dame over de betaalautomaat voor de kluisjes gebogen. Zij is al net zo in de war als ik. Haar kluisje, rechts van haar, gaat niet dicht terwijl haar zoontje van een jaar of zes het deurtje probeert dicht te houden. Ze krijgt wel een ticket. We begrijpen er helemaal niets van.

‘Gaat u maar,’ mompelt ze in het Engels terwijl ze niet begrijpend naar het bonnetje kijkt. Ik krijg het niet voor elkaar om te betalen, of om zelfs maar mijn kluisnummer in te toetsen en ik krijg dus ook geen ticket. Hoe krijg ik dan in hemelsnaam mijn koffer weer terug?

De vrouw en ik kijken elkaar aan.

‘Begrijpt u het?’ vraag ik aan haar. Ze schudt haar hoofd. We nemen de situatie samen door.

‘Mam…’ begint haar zoontje zacht. De moeder maakt een sussend gebaar naar haar zoontje terwijl we de betaalautomaat en de bon samen bestuderen.

‘Maar Mam…’ probeert hij nog een keer. Hij trekt nu zachtjes aan haar jas.

‘Nu even niet, lieverd,’ zegt zijn moeder niet onvriendelijk. Het jongetje zucht en wijst demonstratief naar iets naast hun kluis. Zijn lippen stijf op elkaar. Als er een bedachtzame stilte valt, tussen zijn moeder en mij, neemt hij toch zijn kans waar.

‘Mam, déze automaat hoort bij déze kluisjes,’ hij wijst naar de safes aan mijn kant, ‘en déze bij de onze.’ Hij staat naast een tweede betaalautomaat, anderhalve meter verder.

‘Wat goed van jou!’ roepen we in koor. Kanjer.

De vrouw geeft mij het ticket dat voor mijn kluisje bestemd is (zij betaalde op het moment dat ik de deur dicht deed) en betaalt nu ook haar eigen kluisje. Ik had natuurlijk haar kluisje moeten betalen, dan hadden we ons een hoop tijd en moeite kunnen besparen. Maar nee, zo scherp waren we op dat moment dus niet.

‘U krijgt zeven euro van mij,’ zeg ik, ‘maar ik heb geen contant geld. Ik zal even moeten pinnen.’ Het duo loopt aarzelend met me mee en we vinden een pinautomaat. Ik sluit achter de lange rij aan. Ik glimlach verontschuldigend naar moeder en zoon. Het jongetje klampt zich aan zijn moeder vast. Hij zeurt niet, maar het is duidelijk dat hij allang klaar is met dit avontuur en deze troosteloze omgeving. Hij wil hier ook weg.

Ik pin twintig euro, maar dan moet ik nog wisselen natuurlijk. Kauwgum kopen dan maar. Ik sleep het stel mee van de pinautomaat naar de kiosk en daar koop ik een pakje kauwgum. Bij de kassa zie ik stroopwafels liggen. Kanjers. Die neem ik ook mee.

Ik geef de vrouw haar zeven euro en geef de koeken aan de jongen.

‘Dit zijn echte Nederlandse koeken,’ zeg ik er bij. ‘Er zitten er twee in, dus misschien wil je delen met mama?’

Liever niet, zie ik hem denken, maar hij knikt toch.

Kanjer.

Kill your darlings: Onze man in Israël

Voor de nieuwkomers: er zijn een aantal verhalen (van dates) die het boek New York in 40 dates niet hebben gehaald. Schrijven is schrappen. Kill your darlings. Ik wil hier een paar van deze verhalen alsnog met je delen.


Onze man in Israël

New York, juli 2009

Eén van de meest onwaarschijnlijke ontmoetingen in mijn dating bestaan is met Avi. We zijn via de datingsite in contact gekomen, maar Avi woont in Israël. Hij reist regelmatig naar New York voor werk, zegt hij, en heeft daarom gezocht op vrouwen in New York. Avi handelt in kunst.

Hij is getrouwd, dus ik zeg hem al aan het begin van ons contact via de website dat ik geen zin heb om zijn New Yorkse maîtresse te worden. Als ik het kan voorkomen ga ik liever niet lopen stoken in een goed huwelijk natuurlijk, als je het een goed huwelijk mag noemen als iemand zonder medeweten van zijn of haar partner op een datingsite zit. Maar dat terzijde.

In onze correspondentie, die ik eigenlijk graag meteen al had willen afronden maar die Avi constant op gang houdt, vraag ik hem uiteindelijk waarom hij op de site zit, waarom er zo duidelijk op uit is om vreemd te gaan. We raken in een gepassioneerde discussie over levensopvattingen en religie. Wanneer hij op een dag naar New York komt, stem ik toe hem te ontmoeten voor een kop koffie tijdens mijn lunchpauze. Vriendschappelijk, meer niet. Laten we onze discussie daar voortzetten, spreken we af.

Avi staat bij de ingang van het West 4 Street metrostation op me te wachten, mét twee enorme koffers. Hij komt direct uit Israël. Hij is op weg naar Canada, maar weet nog niet zeker hoe hij daar naar toe zal gaan. Bus, trein, vliegen. Hij weet ook nog niet waar hij slaapt vannacht. Ik kan best improviseren en ik geloof altijd wel dat alles op zijn pootjes terecht komt, maar dit is wel erg extreem.

Vlakbij is de prachtige koffiezaak genaamd Caffe Reggio (zie ook mijn New York tip). We slepen zijn koffers naar het café, nemen plaats en bestellen een koffie. Het is al snel duidelijk dat mijn intentie om een vriendschappelijk kopje koffie te gaan drinken niet serieus wordt genomen: hij stort zich in schaamteloos geflirt en probeert herhaaldelijk mijn hand vast te houden die ik hem dan weer ontfutsel.

‘Laat me die mooie glimlach zien,’ zegt hij met enige regelmaat. Ik vind het denigrerend en respectloos; het staat blijkbaar ter discussie of ik een affaire wil met een getrouwde man uit Israël. Had ik niet gezegd dat ik daar geen zin in heb?

Het wordt erger: Avi, die pas 35 jaar oud is, heeft vijf (!) kinderen. Hij laat foto’s zien en het blijkt dat Avi niet zomaar joods is, maar orthodox joods. Gezien het feit dat hij internationale zaken doet heeft hij de krullen, de lange bakkenbaarden, afgeknipt. Ik dacht altijd dat het binnen deze stroming verboden was om ze af te knippen, maar blijkbaar is het een keuze. Zijn zoontjes hebben in ieder geval wel de lange krullen voor hun oren.

Hoe harder Avi – zeker geen onaantrekkelijke man, met rossig haar en een goed gebouwd lichaam – probeert, hoe killer en afstandelijker ik word. Ik drink mijn koffie op en maak snel dat ik wegkom. Mijn excuus is dat ik terug naar kantoor moet: druk druk!

Niet veel later belt Avi me op. Hij vertelt dat een vriend hem komt halen en dan rijden ze samen naar Canada. Hij vraagt of hij zijn bagage misschien een paar uur bij mij op kantoor mag laten. Verschrikkelijke terroristische scenario’s trekken onwillekeurig aan mijn geestesoog voorbij; in Amerika word je erg bang gemaakt voor onbeheerde tassen en koffers, dus ik moet er even over nadenken voor ik toezeg.

Aan het eind van de dag komt Avi ze weer ophalen en hij loopt met me mee naar het West 4 Street metrostation waar ik de metro naar Brooklyn pak. Inmiddels is Avi moe en uitgeblust. Hij heeft niet meer de energie om me te versieren en op deze manier is hij heel goed te verteren. We nemen afscheid met een Amerikaans hug. Hij schrijft me later dat hij zich altijd af zal vragen hoe het zou zijn om mijn, zoals hij zegt, mooie lippen te kussen. Ik ga er maar niet op in.

Mijn tweede boek, in grote ‘lijnen’

Ik vloek niet snel, maar twee weken geleden stond ik toch even flink te tieren. Ik stond op de weegschaal.

Aan het begin van dit blog schreef ik over goede voornemens, en doelen stellen en over hoe ik vorig jaar twintig kilo lichaamsgewicht was kwijtgeraakt. Dat zijn er uiteindelijk zesentwintig geworden, maar daarvan hebben er acht mij weer teruggevonden. Daarom liet ik mij even wat nare woorden ontglippen.

Ik neem alle verantwoording: elk pondje gaat door het mondje, maar verdorie, niet alles hoeft toch te blijven plakken? Kunnen we niet een dag in de week afspreken waarop mijn lichaam een oogje toeknijpt en zegt: “Oké, meissie, alles wat ik vandaag niet nodig heb, zal ik laten passeren. Oké? Moet je de andere zes dagen wel goed je best doen. Goed?”

(Overigens een hele schappelijke methode die veel mensen daadwerkelijk toepassen: 6 dagen goed opletten en 1 dag nergens op letten)

In de afgelopen weken, nu ik weer een beetje tijd heb om te denken na de lancering van mijn eerste boek, heb ik de volgende twee dingen besloten:

  • Ik ga weer vol frisse moed aan mijn gewicht en gezondheid werken. Er moet in ieder geval twintig kilo af. Het schijnt goed te zijn om je goede voornemens te delen met mensen, dus bij deze, jullie zijn mijn getuigen.
  • Mijn volgende boek wordt iets in de trant van ‘mijn leven in 40 diëten’ en dan gaan we het eens op een vermakelijke wijze hebben over al die verschillende diëten – die vaak vaak lijnrecht tegenover elkaar staan – en mijn (en jullie?) ervaringen.

Eerst dacht ik: wat weet ik nou over lijnen?! Kijk naar me, ik ben er duidelijk heel erg slecht in. Maar toen bedacht ik me: er zijn maar weinig mensen die zoveel ervaring hebben met afvallen als ik. Ik zit al vanaf mijn twaalfde op dieet. Dat overdrijf ik niet want op mijn twaalfde woog ik 120 kilo – en ook dat overdrijf ik niet – dus ja, ik ben niet alleen een zogenaamde dating-professional, ik ben ook een dieet-professional!