Uit mijn boek: Op de bank bij Balthazar

Ik heb natuurlijk niet al mijn darlings om het leven gebracht. Vandaag – in plaats van een ‘Kill your darlings’ verhaal – een stukje dat het boek New York in 40 dates wél heeft gehaald, met dank aan mijn uitgever dat ik hier en daar ook wat van de inhoud mag weggeven. Mocht je mijn boek nog niet gelezen hebben, dan hoop ik hiermee je nieuwsgierigheid te prikkelen.


 

Op de bank bij Balthazar

New York, oktober 2008

 

Op een maandag in oktober heb ik een date met Johnny of Jack. Eén en dezelfde persoon, maar ik mag kiezen welke naam ik wil gebruiken. Eigenlijk is dat een beetje raar, als je erover nadenkt. Johnny of Jack is psycholoog. Misschien dat mijn keuze voor ‘Johnny’ of voor ‘Jack’ hem iets over mij kan vertellen.

Jack vind ik een sexy, stoere naam. Een naam voor een zelfverzekerde, levenslustige man. Een man met donkere krullen, een heerlijke brede borstkas en veel borsthaar in een flanellen houthakkershemd. Een man met de opwindende geur van zweet en haardvuur om zich heen.

Dit is geen Jack. Dit is een Johnny.

Johnny is pezig, met piekerig grijs haar. Niet bijzonder aantrekkelijk. Ik loop dus nog niet warm voor Johnny, maar het advies dat ik heb meekregen van de dames op kantoor is dat ik zo veel mogelijk mannen moet ontmoeten. Elke date is op z’n minst een goede oefening, en oefening, zo weten we allemaal, baart kunst. Verder ben ik wederom nieuwsgierig: Johnny is namelijk getrouwd en hoewel ik in mijn profiel duidelijk heb gevraagd naar ongebonden mannen, schrijft Johnny mij dat hij en zijn vrouw een open huwelijk hebben. Ik ben benieuwd of zijn vrouw dat ook weet.

Het plan is dat we gaan lunchen en hij staat erop dat ik het restaurant kies. Weer een test. Ik ben nog niet bekend met de geschikte plekken voor een eerste date, dus kies ik ervoor om weer bij Balthazar af te spreken. Geen goedkope zaak, maar ook niet overdreven duur.

Johnny moet die dag op de rechtbank zijn. Hij wordt naar eigen zeggen vaak als getuige-deskundige gevraagd. Hij is ervan overtuigd dat ze hem rond het middaguur zullen laten gaan, wat vervolgens niet gebeurt. We spreken af dat hij belt als hij klaar is, en wanneer hij dat uiteindelijk doet, is het halfdrie. Hij vraagt of we koffie kunnen drinken in plaats van samen lunchen.

Sure thing, Johnny! Geen probleem.’

 

Het is verschrikkelijk. We drinken onze cappuccino aan een tafeltje bij het raam. Ik zit op de bank met mijn rug naar de straat, meneer de psycholoog op een stoel tegenover me en de ironie van de bank ontgaat me niet. We hebben niets om over te praten, geen gemeenschappelijke interesse, helemaal geen interesse eigenlijk, en tot overmaat van ramp kijkt hij op zijn horloge.

‘Heb je een afspraak?’ vraag ik uit beleefdheid maar met een beetje venijn, waarop hij zijn hand opsteekt, zijn vingers spreidt en het gebaar voor vijf minuten maakt, met een gezicht alsof hij inderdaad op het punt staat om te zeggen: je hebt nog vijf minuten. Nu voel ik me helemáál als een cliënt in een sessie.

‘Ik ben klaar, we kunnen gaan,’ zeg ik lichtelijk geïrriteerd.

Met een betuttelend gebaar laat hij me weten dat ik de cappuccino van hem krijg. Nou moe. Ik wil niet ondankbaar klinken, maar het gebaar is echt te groot in verhouding tot de kosten van een cappuccino. Hij loopt een stukje mee in de richting van mijn kantoor en vraagt me bij het afscheid – tot mijn oprechte verbazing – of ik nog een keer wil afspreken. Blijkbaar heb ik de juiste keuzes gemaakt en ben ik goed uit de psychologische test gekomen.

‘Oké,’ zeg ik zonder na te denken.

‘Fijn. Ik bel je.’

Ik kijk hem na, perplex, ik kan me niet voorstellen dat hij dit werkelijk een succesvolle sessie vond.

Imagine

Strawberry Fields is een traanvormig stuk van Central Park in New York. Het is een eerbetoon aan John Lennon. Hij woonde met zijn vrouw Yoko Ono  in het gebouw aan de overkant, Dakota Apartments, en is daar in 1980 – bij de ingang naar de binnenplaats – neergeschoten. Ik vertel het maar even, want er zijn tieners, geboren in deze eeuw, die wellicht niet weten wie John Lennon was.

In het midden van Strawberry Fields is een groot rond mozaïek aangelegd, met het woord Imagine in het midden, naar het gelijknamige nummer van John Lennon.

Elke dag lopen honderden toeristen langs deze gedenkplaats, staan dan even stil, denken aan John Lennon en horen ongetwijfeld de tekst van het nummer ‘Imagine’ in hun hoofd, zeker in deze dagen.

Imagine there’s no countries

It isn’t hard to do

Nothing to kill or die for

And no religion too

Imagine all the people

Living life in peace…

 

You may say I’m a dreamer

But I’m not the only one

I hope someday you’ll join us

And the world will be as one 

 

Strawberry FieldsRondom het mozaïek staan bankjes. Een van de banken is opgeëist door een man, een man met een hond. Ik weet niet hoe hij heet, maar voor het gemak noem ik hem Fred.

Fred heeft lang, dunnend en grijzend haar. Hij draagt een dikke groene legerjas, welke op de borst bijna compleet bedekt is met buttons. De hond is donkerblond, van het type middelgroot vuilnisbakkenras en draagt een grote rode zakdoek als sjaaltje om zijn nek. Om Fred en de hond heen staan een rugzak en een paar uitpuilende boodschappentassen. Het is je niet moeilijk voor te stellen dat Fred dakloos is. Hij is er altijd als ik langs Strawberry Fields kom. Hij woont hier.

Het mozaïek is elke dag weer keurig versierd met bloemen. Fred heeft de taak op zich genomen om de offers van de toeristen bij te houden, te rangschikken, uit te stallen, te reguleren. Meestal zit hij op zijn bank en bekijkt de mensen die foto’s nemen en hun hoofd buigen bij de gedenkplaats. Soms praat hij met de persoon die toevallig naast hem is neergestreken. Een keer stond hij bij de cirkel en sprak de mensen toe. Fred legde aan de mensen uit wie John Lennon was en wees naar de bovenste verdieping van het gebouw aan de overkant.

‘Daar, op de bovenste verdieping, de verdieping met het terras rondom, daar woont Yoko Ono nog steeds.’

Ik vraag me af of Yoko Ono ooit wel eens naar buiten kijkt, naar Strawberry Fields en naar al de toeristen die daar 35 jaar later ‘Imagine’ afspelen in hun hoofd.

Ik stel me voor dat ze soms Strawberry Fields bezoekt, stilletjes in het holst van de nacht. Fred ligt daar op zijn bank te slapen, de hond naast hem op de grond.

Yoko heeft naar buiten gekeken; er is niemand te bekennen. Het is een milde nacht. Ze heeft een lange dunne jas aangetrokken, haar hoed opgezet. Ze passeert de knikkebollende portier, steekt de binnenplaats over. Het geluid van haar voetstappen weerkaatst tegen de muren, het klinkt hol in de stille nacht. Ze loopt onder de poort door waar haar man is neergeschoten. Ze steekt Central Park West over, ter hoogte van West 72nd Street en loopt Central Park in.

Ik stel me voor dat ze voorzichtig loopt, dat ze Fred en zijn hond niet wakker wil maken. Ze wil een paar minuten alleen zijn, alleen met de nagedachtenis aan haar John. Ik stel me voor dat ze daar aan de rand van de cirkel staat, haar handen diep in de zakken van haar jas, haar hoofd een beetje opzij.

Imagine there’s no countries

It isn’t hard to do

Nothing to kill or die for

And no religion too

Imagine all the people

Living life in peace…

Ik stel me voor dat de hond wakker wordt en zijn hoofd optilt. Hij maakt geen geluid, maar toch wordt Fred ook langzaam wakker. Hij ziet de figuur bij de cirkel en knippert een paar keer met zijn ogen. Hij komt overeind. Yoko loopt naar hem toe en komt naast hem zitten.

‘Hallo, Fred,’ zegt ze zacht.

‘Hallo, Yoko.’

De hond is ook komen zitten. Yoko krabbelt hem achter de oren. Fred kijkt naar het mozaïek alsof hij naar John zelf kijkt en glimlacht. Yoko legt een hand op Freds onderarm, legt haar hoofd op zijn schouder.

Imagine,’ fluistert ze.

Kill your darlings: Deepak

Voor de nieuwkomers: er zijn een aantal verhalen (van dates) die het boek New York in 40 dates niet hebben gehaald. Schrijven is schrappen. Kill your darlings. Ik wil hier een paar van deze verhalen alsnog met je delen.


Deepak

New York, September 2009

Iedereen heeft zijn of haar voorkeuren: zwart, blank, Aziatisch. Man of vrouw. Donker of blond. Dun of stevig. Dat moet kunnen, ieder zijn ding. Ik val doorgaans op zelfverzekerde, blanke mannen van in de vijftig.

Maar van alle volkeren vind ik doorgaans – om even schaamteloos te generaliseren – de Indiase man misschien het minst aantrekkelijk. Dat is mijn persoonlijke voorkeur, niets ten nadelen van onze Indiase medemens.

Maar zo zie je maar weer: uitzonderingen daargelaten, want ik heb een afspraak met Deepak, een aantrekkelijke man van Indiase afkomst. Deepak is lang en heeft lang golvend haar. Binnen het hele spectrum aan huidskleuren die je in India ziet, heeft hij een hele lichte huidskleur. Deepak is een zeer getalenteerde fotograaf. Het werk dat ik van hem zie zijn voornamelijk zwart wit portretten. Werkelijk schitterend.

Toch was ik bijna afgehaakt. De correspondentie was een raar spelletje dat ik niet wilde spelen. Hij wilde me bijvoorbeeld zijn naam maar niet vertellen, draaide er telkens omheen en voor dat soort Bollywood gedrentel ben je bij mij echt aan het verkeerde adres. Ik schreef hem dat ik geen interesse meer had en afzag van de ontmoeting. Hij veranderde zijn houding en toen bleek dat we toch gewoon als twee volwassenen konden communiceren. Ik stemde toe hem te ontmoeten in Le Pain Quotidien op 100 Grand Street, in SoHo.

Deepak blijkt een hele vriendelijke, gereserveerde man. Hij gaat binnenkort weer op reis en zal voorlopig niet weer in New York zijn. Hij vertelt me over de steden waar hij verblijft en ik heb het idee dat er niet één plek is die hij thuis noemt. Een echte Rolling Stone, een nomade. Ondanks zijn jonge leeftijd (begin veertig) is hij twee keer getrouwd geweest, en is nog steeds getrouwd met zijn tweede vrouw maar hij heeft haar al twee jaar niet gezien.

Deepak reist over de hele wereld, ontmoet bijzondere mensen zoals de Dalai Lama, helpt kinderen in minder bevoorrechte delen van de wereld, maar ik merk al snel dat het niets gaat worden tussen ons. Hij vertelt namelijk over deze dingen met hele diepe, verveelde zuchten. Alsof dit hele fantastische leven wel erg zwaar te dragen is. Alsof hij er moe van wordt om er over te praten. Dat kan ik wel begrijpen, maar dan moet je het niet vertellen of je moet geen nieuwe mensen willen ontmoeten, want dan zul je toch het een en ander moeten vertellen.

Hij zal oprecht bescheiden willen zijn, niet willen opscheppen over zijn leven, maar een beetje enthousiasme voor het leven (en zeker voor zo’n bevoorrecht leven) wil ik toch wel graag zien bij iemand. Als hij verveeld is met zichzelf, met zijn verhaal, met zijn leven, dan kan ik er ook niet enthousiast over raken.

Vroe-guh!

Maf eigenlijk, de dingen waar je vandaag de dag over na moet denken. Zaken waar we vroeger helemaal niet mee bezig waren. Als we voorbeelden gaan verzinnen, komen er steeds meer boven, zoals: “hoeveel GB moet mijn nieuwe iPhone zijn?”, “is er WiFi in het hotel?” en nog veel meer van die vragen waar mijn oma niets van zou begrijpen als ze nog zou leven. Maar waar ik mij de laatste paar dagen in het bijzonder over verbaas is de cyber attack op mijn andere blog: http://newyorkin40dates.nl. Deze ligt onder vuur. Dat soort zorgen had ik een jaar geleden nog helemaal niet.

Ik krijg een email bericht als iemand is geblokkeerd na een mislukte poging om in te loggen op mijn website (‘User locked out from signing in’) en in de laatste 48 uur zijn dat grofweg zo’n 2,000 pogingen geweest. Dat zijn dus ook tweeduizend e-mailtjes die ik moet wissen. Daar word ik een beetje tureluurs van, maar vooral vraag ik me af wat iemand bezielt. Wat wil iemand bereiken? En hebben ze echt niets beters te doen? Ik begrijp wel dat het machines zijn, die mijn site aftasten, dat er niet echt iemand in Rusland (want daar komen deze pogingen vandaan) handmatig probeert in te loggen, maar dan nog. Iemand heeft de malware moeten schrijven.

Kijk, dat je de uitdaging aan wilt gaan om de site van het Pentagon te hacken, oké, kan ik me ergens nog wel iets bij voorstellen, maar waarom mijn kleine websiteje? Ik sta nou niet bepaald bovenaan in de ranking. Ik ben heel erg blij met mijn bezoekersaantallen hoor (dank jullie wel), maar om nou te zeggen dat ik duizenden volgers heb, nee dus.

Misschien moet ik me maar gewoon vereerd voelen.

Nog iets wat ik me van de week realiseerde: vroeger, als je niets van iemand hoorde waar je graag iets van wilde horen, dan miste je hem of haar gewoon. Heel vervelend, maar ja. Je kon een sms-je sturen, bellen, faxen, brief schrijven. Maar nu houden we ons bezig met detective spelen: wat doet diegene op facebook? Wanneer heeft hij of zij voor het laatst op de whatsapp gekeken? Iemand vroeg van de week: “hoe deed jij dat toen je relatie overging?” Er was toen nog geen whatsapp met ‘last seen at…’. We stuurden sms berichtjes. Je kon alleen een leesbevestiging krijgen en dat was al erg (lees: obsessief) genoeg. Tegenwoordig, als ik merk dat het me gaat bezighouden, wis ik het telefoonnummer van de desbetreffende persoon uit mijn telefoon. Ik wil het niet weten.

Zo maar eens twee van die dingen waarvan ik vroe-guh nooit zou hebben gedacht dat ik daar nog eens bij stil zou staan.