Kookboeken

De meest prachtige kookboeken krijg ik en heb ik gekregen. Kijk ik er wel eens in? Zelden. Nu, met de zoveelste verbouwing waaronder de plaatsing van een majestueuze boekenkast op mijn werkkamer, realiseer ik me weer hoezeer de kookboeken er bij mij vooral voor de sier staan. Kijk mij eens. Net alsof ik volgens het boekje zou kunnen koken omdat die boeken er nu eenmaal staan en ik dus de inhoud zou kennen. Helaas.

Zo heb ik ooit, na het zien van de film ‘Julie & Julia’, de behoorlijk (p)rijzige boeken van Julia Child gekocht: ‘Mastering the art of French cooking’. Deel 1 en 2. Nooit ingekeken.

Er staat wel één bijbel voor me tussen – tevens een van de dikste en zwaarste boeken die ik heb, op het boek van Taschen over New York na – en het heet ‘The world’s healthiest foods’ van George Mateljan. Een pil van 880 pagina’s A4 formaat, met werkelijk alles over voedsel en dan bedoel ik groenten, fruit, vis, vlees, gevogelte, bonen, zuivel, noten, zaden en granen. Alles wat er aan voedingsstoffen in zit, de verschillende varianten die er bestaan, in welk seizoen het te kopen, waar je op moet letten als je het koopt, hoe te bewaren, hoe te bereiden en dan nog een paar recepten en/of serveersuggesties. Briljant! (De tweede editie is nog dikker zie ik, en niet duur, te koop bij bol.com. En nee, ik word niet gesponsord).

Waarom kan ik het met George zo goed vinden? Bij George staat ook alles binnen 15 minuten op tafel. Daar hou ik van. De eenvoudige, pure keuken.

In plaats van in de boeken te duiken, verzin ik het vaak ter plekke. Gisteren had ik weer een leuke, ik verraste mezelf. Vier ingrediënten, veganistisch, gezond, simpel en binnen een kwartier op tafel. De oosterse roerbakgroenten waren in de aanbieding bij Albert Heijn deze week, dus ik had een zakje Thaise roerbakgroenten met kool en rode pepers. Daar voegen we het wonderlijke product quinoa aan toe, bedacht ik, staand achter mijn aanrecht met mijn handen in mijn zij, met een schort om (al was dat omdat ik aan het boetseren was, niet omdat ik ging koken). Quinoa dient men te bereiden als volgt: 1 deel quinoa, 2 delen water. Vijf laten minuten koken en tien minuten laten wellen. Hoe eenvoudig wil je het hebben? Boordevol voedingsstoffen en een fantastische bron van magnesium en proteïne. (Lees hier over quinoa, of luister hier naar de podcast over quinoa)

Hoe vrolijken we dat een beetje op? Jawel, met pindakaas/pindasaus. De groenten even roergebakken met wat kokosolie, beetje water erbij, en dan een flinke eetlepel biologische pindakaas (gewoon, echte pindakaas van gemalen pinda’s en verder helemaal niets). Quinoa inmiddels geweld, gooien we erbij en klaar. 15 minuten. Ziet er niet uit als op de plaatjes van Donna Hay en Ottolenghi, maar het smaakte goed. Bovendien, als ik op een goede dag weer genoeg moed heb verzameld om de regen te trotseren om naar de sportschool te gaan, dan komen al die proteïnen van de quinoa en de pinda’s me goed van pas want proteïne heeft je lichaam nodig om spieren op te bouwen.

En de kookboeken, nou ja, ach, die staan prachtig tussen de andere driehonderd boeken die ik nog moet lezen.

 

Heilige stress

Als ik naar het station loop, staan daar standaard twee mensen op de hoek ouderwets zieltjes te winnen voor God. Aangezien ik vaak naar het station loop, herkennen we elkaar en zeggen we vriendelijk gedag. Dat vind ik fijn, hoewel ik ook wel weet dat het het type mensen zijn die tegen iedereen gedag zeggen.

Deze klampen niemand aan met verkooppraatjes, ze staan er gewoon goed ingepakt tegen de kou, achter een rek met brochures. In voor een praatje, bereid om vragen te beantwoorden. Ik draag ze een warm hart toe, deze mensen. Ze zijn niet zoals de gelovigen die mij ooit staande hielden op het plein en dachten mij te moeten vertellen dat ik geen waarachtige Christen zou kunnen zijn – als ik dat zou willen – als ik nog nooit in tongen had gesproken. Ik zal het meisje vast verkeerd begrepen hebben. Maar goed, geen nare vingertjes van de mensen bij het station dus, maar hele vriendelijke, geduldige mensen.

Wel jammer dat het Christendom ons met al die vervelende feestdagen heeft opgezadeld – Paus Gelasius I riep in 496 14 februari uit tot de dag van de Heilige Valentijn, de dag dat de bisschop Valentijn onthoofd werd nota bene – die Hallmark en andere commerciële bedrijven zo gretig uitmelken. De commercie die je steeds verder achtervolgt met hartjes om je mee om de oren te slaan. Was het tien jaar geleden nog alleen zoetsappig daar waar de kaarten werden verkocht, nu word je ook in de Albert Heijn met je neus op je single status gedrukt en ik zag zelfs een leegstaand kantoorpand waar de hele verdieping, waar ook het enorme bord met ‘kantoorruimte te huur’ hing, was afgeplakt met harten. Waarom?!

Ik vind ‘ik hou van jou’ nogal wat, maar er zijn wel een paar mensen die ik een warm hart toedraag. Wat zeg je dan? Wat doe je dan? En als je die dag dan met zo’n ‘it’s-complicated-friend-with-benefits’ afgesproken hebt, geef je dan iets? Het is erg verwarrend voor de polyamoreuze single vandaag de dag. Kunnen we gewoon elke dag elkaar allemaal wat liefde sturen? En af en toe een kaartje? Of wat chocolade? Neemt een hoop stress weg. Van die stress gaat mijn hartje ook sneller kloppen, maar dan niet op de goede manier.

Afval en afvallen

De laatste fase van de laatste verbouwing is de slaapkamer en dat vindt mijn nieuwe fitbit – zo’n stappenteller om je pols die synchroniseert met een app op je telefoon – óók ontzettend fijn. De fitbit app noemde me zelfs een ‘over achiever’. In Amerika vinden ze dat een compliment, in Nederland iets minder. Dan ben je een uitslover, en uitgesloofd heb ik me zeker. Compleet gesloopt ben ik; moe maar voldaan. Gemiddeld 13.000 stappen per dag. Trap op, trap af. De martelapparaten in de sportschool zijn er niets bij.

Het kliklaminaat dat er lag moest eruit. Alsmede de oude IKEA boekenkast en de enorme, werkelijk loeizware kledingkast, gemaakt van dikke MDF platen. Deze laatste moest in stukken gezaagd en dat alles moest allemaal naar beneden, bij het grof vuil dat zou worden opgehaald. Ik had dus een deadline, en dat was maar goed ook want anders ‘komt het nog wel een keer’.

Ik vind het wel jammer dat we tegenwoordig een afspraak moeten maken voor het grof vuil trouwens. Ik mis de maandelijkse ophaaldag. ’s Avonds laat door de stad snuffelen tussen de spullen die een ander niet meer hoeft, maar die in mijn studentenkamer destijds goed van pas kwamen of het leuk aankleedden. Samen met verwante zielen op de vooravond van de ophaaldag door de stad struinen. Schimmige figuren in het donker. Kraag omhoog, handen in de zakken, zogenaamd onderweg naar iets, maar de tred was altijd nèt te langzaam om een andere doel te hebben dan ‘een blokje om’.

In New York, of in ieder geval in Brooklyn, zetten mensen ook hun oude spullen op straat, gewoon bij het afval dat twee keer per week werd opgehaald. De spullen werden vaak al heel snel weer geadopteerd door mensen uit de buurt. Het scheelt afval, gaat de verspilzucht tegen, stimuleert de creativiteit en mensen die het minder breed hebben zijn er vaak echt mee geholpen. Zelf heb ik er in Brooklyn een kastje, een schilderij, een kruk en een schattig tafeltje dat ik als bureau gebruikte aan overgehouden. Het enige wat je nooit mee moest nemen was iets van stof, zoals een matras of een bank met kussens, want New York had met enige regelmaat last van ‘bed bugs’ – bedwants in het Nederlands – die hele hotels of theaters plat konden leggen.

Kunnen we de maandelijkse ophaaldag weer invoeren? Ik mis het. In Dordrecht hebben we de weggeefkast, voor de kleinere dingen. Volgens mij wordt er goed gebruik van gemaakt. Ik breng er regelmatig spullen naar toe. Ik zie anderen het ook doen en met dezelfde vaart is de kast ook weer leeg. Hetzelfde gebeurt met de openbare boekenkastjes die je steeds vaker ziet, waar mensen de boeken in zetten die ze niet meer hoeven. Een ander kan ze meenemen. Geweldig toch? We gooien allemaal maar weg, zo zonde, dat wat jij niet meer hoeft, wil iemand anders graag een tweede leven geven.

Ik ben trouwens twee kilo kwijtgeraakt door al dat gesjouw.

‘Geen zorgen,’ zei een vriend mij, ‘ik heb ze gevonden.’

Tja…

Podcasts

Te vaak, als ik vraag ‘luister je podcasts?’, krijg ik als antwoord dat mensen niet weten wat podcasts zijn. Potverdorie mensen, podcasts zijn gratis en ze zijn een geweldige bron van informatie! Wil je het (internationale) nieuws volgen, een taal leren, verhalen luisteren, je yoga oefeningen voorgezegd krijgen, of wetenswaardigheden oppikken tijdens je uur in de file, dan zijn podcasts echt iets voor jou. Denk aan een soort radioprogramma dat je kunt downloaden en in je eigen tijd kunt beluisteren.

Zelf abonneer (nogmaals: gratis!) ik me op een podcast via iTunes, maar je vind je ze ook op andere platformen zoals Google Play en Stitcher.

Wat achtergrondinformatie, een beetje van mezelf en een beetje van Wikipedia: Een podcast is een audiobestand – vaak een aflevering in een serie uitzendingen – dat wordt aangeboden via het internet. Podcasting als vorm van uitzenden werd al snel populair onder radioamateurs omdat ze niet meer afhankelijk waren van zendtijd op de radio en omdat iedereen het programma, dankzij de draagbare mp3-spelers zoals de iPod, op elk gewenst moment kon beluisteren. De term ‘podcast’ is dan ook een samentrekking van iPod en broadcast en dook voor het eerst op in 2004 in een beschrijving van de nieuwe uitzendtechniek door journalist Ben Hammersley en mede door Adam Curry werd podcasten steeds meer bekend.

In Amerika zijn podcasts veel populairder dan in Nederland, en daar, in New York, ben ik er zelf mee in aanraking gekomen. Als ik ging joggen luisterde ik uiteindelijk liever naar gesproken tekst om mijn aandacht af te leiden van het fysieke ongemak, dan naar muzieknummers die maar al te vaak liefdesverdriet beschrijven en liefdesverdrietig zijn is niet goed voor mijn hardloopmotivatie kwam ik achter.

Ik luister naar podcasts als ik aan het schoonmaken of aan het klussen ben, aan het strijken of het koken. Als ik mediteer, als ik fiets, als ik wandel.

Ik verzeker je, er is voor ieder wat wils, ik raad je sterk aan om eens in de iTunes store te snuffelen. De internationaal meest populaire podcast tot nu toe is Serial en gaat over een waargebeurd, Amerikaans moordmysterie.

Zelf luister ik in ieder geval naar:

Stuff You Should Know – Al sinds het begin ben ik een trouwe luisteraar van Josh en Chuck. Ik heb ze persoonlijk mogen ontmoeten in New York, op hun eerste public event in Brooklyn. We hebben even staan praten, ik heb een biertje voor ze gehaald want ze kwamen maar niet door de mensenmassa heen in de bar. Twee hele sympathieke jongens die overrompeld waren door alle aandacht die ze middels hun podcast kregen. Twee keer per week behandelen ze uiteenlopende onderwerpen als ‘How Dictators Work’, ‘How a Flea Circus Works’, ‘Should Advertising to Kids be Banned?’, et cetera. Je pikt er allerlei wetenswaardigheden op en het is nog goed voor je Engels ook.

The New Yorker: Fiction – Het tijdschrift The New Yorker publiceert sinds mensenheugenis ook korte verhalen. In deze podcast kiest een schrijver een gepubliceerd verhaal van een andere schrijver, leest het voor en bespreekt het met de redacteur van The New Yorker.

Selected Shorts – Ook een podcast waarin Engelstalige korte verhalen worden voorgedragen.

Meditation Oasis – verschillende ‘Guided meditation’ afleveringen waarin de zwoele stem van Mary Maddux me vertelt dat ik al mijn gedachten los moet laten. Heerlijk.