New York, tien jaar later

Nog vijf weken, dan hoop ik sinds lange tijd weer te landen op John F. Kennedy-vliegveld.

Ik kan niet omschrijven hoezeer ik ernaar verlang om weer door de straten van New York te lopen. Met slechts een paar dagen verschil zal het tien jaar geleden zijn dat ik daar voor het eerst voet op Amerikaanse bodem zette.

Tien jaar geleden waren ik en een groep fantastische mensen om mij heen dag in, dag uit bezig om mijn huis weer bewoonbaar te maken, want dat had ik net helemaal gestript.

Tien jaar geleden sliep ik ongeveer vijf uur per nacht, rookte ik twee pakjes sigaretten op een dag, dronken we een fles port op een avond leeg. Gekkenhuis. Het huis werd opgeknapt en ik pleegde roofbouw op mijn lichaam, maar mijn hemel, what a rush!

Afgelopen zondag, tijdens een lunch bij Post, hebben we met z’n vijven (“Team New York” dat 21 september in het vliegtuig stapt) zitten mijmeren wat we allemaal willen zien, doen, drinken, eten.

Ik wil dumplings eten in Chinatown, dikke deegballetjes, gevuld met varkensvlees, die een klein Chinees omaatje net heeft zitten draaien in de hoek van de zaak. En een punt peperoni pizza waar drie eetlepels vet vanaf druipt als je hem dubbelvouwt en naar je mond brengt.

Ik wil live muziek zien en horen in The Village Underground en dan hoop ik dat Steve nog bij de deur staat want die is twee meter bij twee meter en geeft de beste bear hugs die er bestaan.

Ik wil met de oordopjes van mijn iPod in, en mijn favoriete nummers op, over 6th Avenue lopen en de mensen bekijken die me in tegenovergestelde richting passeren.

Ik ga in ieder geval één oude date uit mijn boek ontmoeten. Ik ga ex-collega’s ontmoeten. We gaan naar de memorial van 9/11 die inmiddels gereed is. We gaan brunchen bij Kosta in Windsor Café, in mijn oude buurtje. Ik ga mijn oude huis opzoeken. We gaan naar High Line Park en naar Basta Pasta.

Misschien ga ik Tinder wel aanzetten en weer eens ouderwets op een date in New York. For old times’ sake.

Ik heb het nog heel vaak over de stad. Ik dacht dat dat wel over zou gaan na verloop van tijd, maar nee, het hart is er nog steeds vol van. Spijt heeft geen zin en ik heb in de tussentijd veel mooie dingen mogen beleven die ik anders nooit had meegemaakt, maar ik zal me daar, de uitlaatgassen van de duizenden gele taxi’s opsnuivend, waarschijnlijk vaak afvragen waarom ik ook al weer ben teruggegaan naar Nederland. Ik weet niet welke van de twee vluchten ‘thuiskomen’ is.

 

Spaans benauwd

Er kwam weer zo’n opmerking voorbij, op kantoor (kan ik nu weer zeggen): “Ik kreeg het Spaans benauwd,” zei een collega.

In plaats van dat ik me van mijn empathische kant liet zien en erop reageerde met ‘goh, hoezo dan?’ of ‘jeetje, vertel’, dacht ik alleen maar hardop: “Wat een rare uitdrukking eigenlijk, waar zou dat vandaan komen?”

“Omdat het benauwd is in Spanje,” opperde de één.

“Vanwege Tachtigjarige Oorlog,” mompelde de ander correct.

Dat zoeken we even op natuurlijk. De uitdrukking stamt inderdaad uit de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). De oorlog waarin de Nederlanden, aangevoerd door Willem van Oranje (1533-1584), in opstand kwamen tegen de Spaanse bezetting. Daar kom ik zo nog even op terug.

Volgens de site IsGeschiedenis.nl bestaan er twee theorieën over de exacte herkomst van de uitdrukking – Belegeringen en de Spaanse Inquisitie – waarvan ze zeggen dat de eerste het meest waarschijnlijk is, maar beiden interessant. Dat van de belegeringen wist ik bijvoorbeeld niet. Ik citeer:

Belegeringen

Tijdens deze lange oorlog probeerde het Spaanse leger de Nederlanders geregeld door middel van uitputting tot overgave te dwingen. Om dit voor elkaar te krijgen kozen de Spanjaarden er vaak voor een stad te belegeren. Dit gebeurde bijvoorbeeld tijdens het Beleg van Haarlem (1572-1573) en in Leiden bij het Beleg van Leiden (1573-1574).

Tijdens de belegering van een stad konden de inwoners de stad niet verlaten. Het doel van de Spanjaarden was om ervoor te zorgen dat er geen voedselvoorraden naar de betreffende steden gebracht konden worden, zodat de bevolking uit zou hongeren en zich uiteindelijk genoodzaakt zag om zich over te geven. Mensen konden dus geen kant op en kregen het letterlijk ‘Spaans benauwd’.

En de tweede uitleg:

Spaanse Inquisitie

Er is echter nog een andere theorie over de oorsprong van de uitdrukking. Deze heeft indirect ook met de Tachtigjarige Oorlog te maken, namelijk met de gevreesde Spaanse Inquisitie. Dit was een instituut dat er op uit was om ervoor te zorgen dat mensen het katholieke geloof wel op de juiste manier aan bleven hangen. In de Nederlanden, waar het protestantisme populair was, was de Spaanse Inquisitie zeer gevreesd en onder andere berucht om de martelmethoden die ze toepaste. Van deze martelmethoden kon je het ‘Spaans benauwd’ krijgen en hier zou de uitdrukking dan ook vandaan komen.

Dan, om nog even terug te komen op te opstand; de Eerste Vrije Statenvergadering van 1572 vond hier plaats, in ons wonderschone Dordrecht. Als dat niet was gebeurd, hadden we nu Spaans gesproken en hadden we het gewoon benauwd gehad, niet Spaans benauwd.

Er wordt steeds meer aandacht besteed aan de plek waar het gebeurde, het Hof van Nederland. Je kunt het Hof bezoeken en meteen verfilming zien van deze Eerste Vrije Statenvergadering van 1572, op de plek zelf, in de Statenzaal.

Hier zie je een kleine trailer: www.hethofvannederland.nl/verhalen/de-vrijheid

Onze eigen Independence Day film.

Geen echte vakantie

‘Ik baal ervan dat ik mijn kinderen geen echte vakantie kan geven.’

Aan het woord is een man die door zijn scheiding met een hoge restschuld zit. Een bekend verhaal voor mensen die in de crisis zich gedwongen zagen het gezamenlijke huis, dat flink onder water stond, te verkopen.

Geen echte vakantie? Wat is een echte vakantie? Hoezo echte vakantie? Wij gingen nooit op vakantie, ik ben daar helemaal niet slechter van geworden. Ja, vroeger, toen ik klein was, gingen we nog wel met de camper op stap. Zo’n prachtige Volkswagenbus met een reservewiel voorop en een dak dat je omhoog kon zetten. Dan had je er nog twee bedden bij, een soort hangmatten waren dat, van strandstoelenplastic waar je met je blote huid aan bleef plakken.

Waar we naartoe gingen weet ik niet eens meer, dat zijn niet de dingen die je onthoudt. Ik herinner me een Duits vriendinnetje op de camping dus we zullen in ieder geval in Duitsland zijn geweest. Ik rende naar mijn moeder voor een vertaling. ‘Kuck mal’ was het eerste Duits dat ik sprak. Van haar moeder kreeg ik een varkenspoot. Om te eten en dat was best lekker. Dat soort dingen vergeet je niet meer, zo’n hoef op je bord.

Maar dergelijke herinneringen kun je toch ook prima opdoen op de camping in Nederland, Duitsland of Frankrijk? Is een vakantie pas ‘echt’ als je er ver voor moet reizen? Het vliegtuig instapt?

Nee hoor, voor mij is vakantie al een lange tijd: thuis. Maar goed, ik verkeerde dan ook in de luxe positie dat ik voor mijn werk veel van de wereld heb mogen zien en liever thuis bleef als ik vrij was.

Ik vind het jammer dat sommige co-ouders denken dat ze hun kinderen tekort doen als ze geen ‘echte’ vakantie kunnen bieden. Wanneer is dat de norm geworden? Wij zijn toch allemaal opgegroeid in een tijd dat de vakanties aan te rijden waren? Dat waren échte, ouderwetse, degelijke vakanties hoor.

 

Slagroomdruk of -drug

Ik heb jaren in de horeca gewerkt, daar gebruikten we professionele, metalen slagroomspuiten waar gaspatronen in moesten, voor de druk neem ik aan.

Een jaar, misschien anderhalf jaar, geleden begon het me op te vallen dat die patronen op straat lagen. Eerst zag ik er eentje. ‘Oh ja, patroon voor de slagroomspuit, die ken ik nog wel,’ dacht ik. ‘Een vreemde plek om die te verliezen’, maar verder denk je er niet over na.

Op een dag zie je er nog één liggen, en soms een paar bij elkaar. Dat is toch wel erg vreemd. Het vermoeden dat het hier om massaal misbruik van slagroomspuitpatronen gaat begint te dagen en werd voor mij uiteindelijk twee weken geleden bevestigd.

Maar hoe? vraag ik me dan af.

In de patronen zit lachgas – dat wist ik niet – dat in een ballon gespoten wordt en dan ademen de gebruikers het in. Als je meer wilt weten, dit artikel legt het erg goed uit, de effecten en de gevaren .

http://www.sevendays.nl/nieuws/ministerie-gaat-lachgas-onderzoeken

Apart eigenlijk, dat dit nu zo in de mode is. Het effect van lachgas is allang bekend, de patronen zijn ook al lange tijd beschikbaar. Wie begint er met zoiets en hoe wordt zoiets een hype? Dat vind ik nou fascinerend.

Doet me denken aan de gympies, met de veters aan elkaar gebonden, hoog aan de lantarenpalen of elektriciteitsdraden geslingerd. In New York. Maar ook aan onze eigen brug van Dordrecht naar Zwijndrecht, boven het skatepark. Heeft u daar wel eens op gelet? (Mits ze er nog steeds hangen trouwens.) Weet u wat dat oorspronkelijk betekent? Dat een dealer op die hoek verkoopt. Moet je ook maar weten.

En als ik dan toch bezig ben, weet u wat de gedachte is achter die afgrijselijke modetrend waarbij jongens in hun boxershorts rondlopen met hun broek onder hun billen? Omdat in de gevangenis je riem wordt afgenomen. Gangster style dus, dat ze constant hun broek met één hand omhoog moeten houden. En dan vinden ze dat vrouwen raar bezig zijn door schoenen te kopen waar je niet op kunt lopen…

Maar goed, even terug: Slagroomspuitpatronen zijn dus de nieuwe naalden? Zodat iedereen kan zien dat daar iemand high geworden is? Lachen man. Maar niet heus.

Pandora’s box

Als je denkt: ik mis een hoarder in mijn leven en ik wil toch eens zien hoe deze dwangmatige verzamelwoede er in het echt uitziet, en hoe het aanvoelt, dan kan ik je een bezoekje aan Pandora in Dordrecht van harte aanbevelen.

Van hun eigen website valt te lezen:

Pandora is gevestigd in een rijksmonument uit 1735 in de oude binnenstad van Dordrecht. In dit monumentale pand werd in 1850 de eerste Dordtse schouwburg geëxploiteerd. In deze unieke sfeer verkoopt Pandora al sinds 1981 tweedehands boeken, curiosa, kunst & antiek, teveel om op te noemen. Twee van de vier vertrekken zijn gevuld met boeken op vrijwel elk gebied.

En inderdaad, om die boeken is het mij vaak te doen. In twee aaneengesloten vertrekken, twee aaneengesloten panden eigenlijk, is een labyrint van boekenkasten gebouwd. In de achterste ruimte zijn de sierlijke details van de (hele kleine) schouwburg in tact gelaten.

Het is gemakkelijk elkaar kwijt te raken tussen de stellingen en als ik er weer eens rondsnuffel, hoor ik geregeld een vrouw roepen naar haar man. ‘Henk! (of Jan! of Kees!) Henk! Waar ben je?’

Soms hoor je een weggemoffeld en weinig overtuigend: ‘Ik ben hier’ ergens achter vandaan komen.

Mannen roepen nooit naar verdwaalde vrouwen, bedenk ik mij nu.

Ik ga er vanmiddag naartoe, op zoek naar boeken over crime en crime fighters. Boeken uit het genre true crime, studiemateriaal voor een schrijfopdracht. Als ik me volgende week niet meld hier op mijn blog, kom me dan zoeken?

En als ik ergens in het najaar helemaal spoorloos verdwijn, dan is er mogelijk iets anders aan de hand. Meer kan ik er niet over zeggen, over deze spannende opdracht. ;-p

Of ik lig gewoon ergens op een zonnig strand bij te komen, dat kan natuurlijk ook.

 

Al het goede komt in drievoud

Tweeënvijftig weken in een jaar, maar drie goede vriendinnen pikken precies deze week om naar Nederland te komen. Een vriendin uit Australië, een uit Duitsland, een uit IJsland. Twee van de drie logeren bij mij. Uiteindelijk sluit de planning naadloos op elkaar aan, maar bijzonder blijft het wel.

Schitterend, zo’n internationaal leven. Wat is de wereld toch klein, denk je dan, als je via WhatsApp, skype en facebook, contact kunt onderhouden met mensen in Amerika, Afrika en Australië. Niet dat ik erg goed ben in het onderhouden van contacten overigens, maar bevoorrecht voel ik me wel met vrienden en kennissen over de hele wereld.

En hoe bijzonder dat je er binnen 24 uur naartoe zou kunnen reizen, als je wilt. Zo lang is het nog niet geleden dat brieven er maanden over deden en mijn oma een half jaar weg was als ze met de boot naar Nieuw-Zeeland ging om mijn oom op te zoeken. Twee maanden heen, twee maanden daar en twee maanden terug. Of de schreeuwend hoge telefoonrekeningen, ook nog heel recent. Of het extra dun briefpapier voor luchtpost, met een rits postzegels alsof je de koopzegels van de Albert Heijn erop geplakt had. Kortom, de wereld wordt kleiner en groter tegelijk omdat je nu over de hele wereld kunt werken, verliefd kunt worden en vrienden kunt maken.

En hoeveel groter wordt je waardering voor de vrienden die op loopafstand wonen en waar je altijd kunt binnenvallen, want als de nood hoog is, je iemand mist, of elkaar nodig hebt (of denkt nodig te hebben), is elke kilometer, elke meter er één teveel. Dan is de afstand wreed en de wereld ineens veel te groot.

Maar goed, deze week besloten drie lieve vriendinnen naar Nederland af te reizen. Al het goede komt in drievoud, zegt men. Doet me denken aan mijn tijd in New York, de dagen waarin ik met beddengoed en handdoeken liep te sjouwen naar de wasserette, en de bezem weer door mijn appartement haalde om alles weer strak te trekken voor de volgende logés. Fantastisch dat het allemaal kan, denk ik dan.

De dood of de gladiolen

‘De dood of de gladiolen,’ riep iemand vanmorgen. Ik keek opzij. Die heb ik lang niet gehoord, dacht ik. Klinkt wel lekker eigenlijk. Het bleef de hele dag in mijn hoofd zitten. Een strijdkreet die bij tijd en wijle door mijn gedachten schoot, alsof ik last van Gilles de la Tourette syndroom had, maar dan alleen in mijn hoofd.

De dood of de gladiolen! De dood of de gladiolen!

Rare uitdrukking eigenlijk, dus die heb ik even opgezocht en dan kom je (bijvoorbeeld) al snel uit bij de fantastische website van Het Genootschap Onze Taal – geweldig nuttige site, ook voor taaltrainingen – en dan staat er, en ik citeer:

De dood of de gladiolen betekent ‘ik waag het erop: het wordt een mislukking óf een glorieuze overwinning’, ‘alles of niets’.

Oké, tot zo ver wist ik het. Het volgende vond ik een beetje slap en niet erg aannemelijk:

Deze uitdrukking komt waarschijnlijk uit de wielersport. Als een wielrenner een koers of rit gewonnen heeft, krijgt hij/zij op het podium een grote bos bloemen (de ‘gladiolen’). Om te kunnen winnen, moet een wielrenner vaak al zijn krachten aanspreken én het lef hebben om een beslissende versnelling te plaatsen. Dat geldt vooral voor massasprints, want daarin worden er veel risico’s genomen. De wielrenner Gerrie Knetemann (1951-2004) wordt vaak genoemd als de bedenker van de dood of de gladiolen, maar het is lang niet zeker of dit terecht is.

Gelukkig is (zelfs) het Wielerwoordenboek (jaja) het daar ook niet mee eens:

In het Wielerwoordenboek (2010) staat dat de uitdrukking waarschijnlijk verwijst naar de gladiatorengevechten bij de Romeinen. Een gladiator werd ófwel gedood (bij verlies) ofwel bedolven onder de gladiolen (bij winst). Het Latijnse gladio betekent ‘zwaard’; dit woord zit zowel in gladiator als in gladiool. De plant waarvanaf de bloemen worden gesneden, heeft namelijk zwaardvormige bladeren. Sommigen verwijzen naar het verhaal dat gladiatoren onder hun kleding de wortel van de gladiool verborgen. Zij dachten dat dit zou werken als een amulet: de wortel van de gladiool (met zijn bladeren die op zwaarden lijken) zou ze helpen in het zwaardgevecht. In de naslagwerken is helaas niets terug te vinden over de gladiool als overwinningsbloem bij de gladiatoren of als amulet.

Dat klinkt al veel aannemelijker. En waar ik zelf ook meteen aan moest denken, Nijmegen:

De uitdrukking wordt ook vaak gebruikt in verband met de Nijmeegse Vierdaagse, het jaarlijkse internationale wandelevenement. De lopers die de wandeltocht hebben volbracht, krijgen namelijk gladiolen van het publiek. De weg naar de finish heet die dag zelfs Via Gladiola.

Weer wat geleerd lieve mensen.

Ga ik nu even repeteren met de meiden van Binnenstebuiten voor het theaterstukje (getiteld: Love me Tinder) dat we aanstaande zaterdag (1 juli, om 21:25 uur, Kunstmin, kleine zaal) opvoeren tijdens het Dordt op Planken (DOP) festival.

De dood of de gladiolen, meiden!

Te loom

‘He, hebben we die ook?’ De mevrouw achter de kassa van Estafette, de biologische winkel, draait het blikje “linzen in currysaus” rond in haar hand.

‘Ja, al een tijdje hoor,’ zeg ik. ‘Groene groenten erbij, blikje kokosmelk en klaar.’

‘Dat ga ik ook een keer proberen. Wel makkelijk, zeker met dit weer.’

Ik was niet van plan ze vanavond al te gebruiken, maar het is inderdaad wel makkelijk met dit weer. Te loom om lang in de keuken te staan, en te loom om te werken.

‘Eet smakelijk!’ roept ze me nog na.

Ons gemoedelijke, biologische buurtsupertje.

Ik vind de hitte heerlijk, ik kan er prima tegen, maar ik word er wel loom van. Heerlijk loom als je de tijd en ruimte er voor hebt, als je je eigen tijd in kunt delen. Alles even op een iets langzamer tempo. Even de ogen dicht, zoals in Spanje, als je moeite krijgt ze open te houden. Wat een luxe.

Hoewel ik volgens mij prima slaap ondanks de hitte, zit ik wel om zeven uur ’s avonds al te gapen en vraag me af dat wel goed is. Dan hoor ik de buren, die op straat zitten, ook gapen. Allemaal loom. Iedereen loom.

Alleen de kinderen gillen en rennen door de straat.

‘We krijgen chippies!!’ roept er een. De andere juichen en rennen achter de boodschapper aan. Wat een energie. Er is altijd wel een ouder die een badje heeft opgepompt, een ander die waterijsje heeft. Ik woon in de gemoedelijkste straat van Nederland.

Is de Nederlandse maatschappij zo verhard? Het beeld dat we rond de verkiezingen kregen? (Weten jullie nog? De Tweede Kamerverkiezingen?)

Zo op het eerste gezicht is er in deze buurt toch niet veel veranderd in de laatste decennia.

Global warming misschien.

 

Back to my roots

Ik ben heel visueel ingesteld, dat is misschien vreemd voor een schrijver om te zeggen en misschien ook niet. Het is immers de kunst van het schrijven om een beeld om te zetten in woorden, die dan weer een beeld oproepen.

Hm.

Maar goed, ik ben visueel ingesteld en ontzettend gek op foto’s (sorry, dan bedoel ik niet je laatste vakantiefoto’s). Ik was dus helemaal in mijn nopjes toen we de foto’s van mijn oma op zolder vonden, toen we vorige maand mijn moeder gingen verhuizen. Fan-tas-tisch!

Vakantiealbums uit 1925, albums vol oude familiefoto’s, trouwfoto’s, noem het maar op. Mijn opa, de vader van mijn moeder, fotografeerde graag en ontwikkelde zijn eigen foto’s. Hij lijstte een aantal ook heel netjes in en daarom ben ik nu de dankbare bewaarster van prachtige, kunstzinnige portretten van mijn overgrootvader (zijn vader), mijn oma (zijn vrouw) en mijn oudoom (zijn zwager), zelfportretten (van mijn opa), groepsportretten van een theatergezelschap (mijn grootouders speelden ook theater), en ga zo maar door.

Ik heb een aantal van de ingelijste foto’s inmiddels schoongemaakt en opgehangen. Vier van mijn overgrootouders kijken nu minzaam mijn woonkamer in.

Eén van de portretten (A4 formaat) is van mijn overgrootvader, een man met een enorme snor, bijna en profil genomen, hij kijkt nog net even richting de camera, maar kijkt er niet in. Mijn opa heeft de foto genomen en ingelijst, hij heeft de foto gesigneerd en de plaats eronder geschreven: Dordrecht.

En dat is heel bijzonder. Ik kom hier namelijk niet vandaan! Mijn ouders ook niet. Ik wist niet eens dat mijn grootouders uit deze regio kwamen totdat ik hier puur toevallig neerstreek.

Ik ben geboren in Amersfoort, heb een tijd in Hoevelaken gewoond, een tijd in de Achterhoek en toen ben ik naar Dordrecht verhuisd. Per toeval. Pas toen ik me hier gesetteld had hoorde ik van mijn oma – die toen nog leefde – dat ze hier op school gezeten had, op de Gemeentelijke Kweekschool aan de Binnen Walevest. En hier ergens moet ze ook mijn opa ontmoet hebben want ik heb nog een envelop met een adres van mijn opa aan de Jozef Israëlsstraat in Dordrecht. Plus hij heeft dus ‘Dordrecht’ onder de foto van zijn vader gezet.

Mijn oma kwam uit Hardinxveld-Giessendam, liep dan vanaf het station, langs het standbeeld van de gebroeders De Witt, door de Vleeshouwersstraat naar de Kweekschool. Grote kans dat ze mijn opa daar ontmoet heeft trouwens, want ze hebben beiden voor de klas gestaan. Ze zijn later samen naar Noord-Holland verhuisd, dus ik wist niet beter dan dat de familie aan mijn moeders kant uit de regio Haarlem kwam.

Als ik de meisjesnaam van mijn oma intyp bij het Regionaal Archief hier in Dordrecht, vind ik tot mijn stomme verbazing een familieportret dat ik ken uit de albums die ik op zolder gevonden heb. De jonge vrouw die achter haar ouders staat is mijn oma. Zie ook de foto links aan de muur, achter mijn knappe jonge oudoom (Schalk Toom): De Grote Kerk in Dordrecht. Ha!

Van alle plaatsen in Nederland (en buitenland) waar ik mijn volwassen bestaan had kunnen gaan opbouwen, ben ik na veel omzwervingen en zonder het te weten, teruggekeerd naar mijn roots; het prachtige eiland van Dordrecht.

Grofweg een eeuw later, hangen mijn vier overgrootouders aan de muur en kijken tevreden toe wat ik ’s avonds op tafel zet.

 

Dat moet je willen!

Vorige week mocht ik naar de Inspiratiedag in Rotterdam, georganiseerd door het UWV om werkzoekenden te motiveren, handvaten te bieden en in staat te stellen te netwerken met potentiele werkgevers in de regio.

Ik ben van de waarom-niet-mentaliteit, dus liet ik me rond half tien, samen met drie medecursisten van de cursus ‘Succesvol naar werk’, verwelkomen bij De Doelen.

Fantastisch geregeld allemaal, ik kan niet anders zeggen. Sprekers, workshops, netwerken, hapje, drankje, een lach en een traan.

Alle sprekers waren goed, maar de grote publiekstrekker was toch wel Professor Erik Scherder, onze knuffelneuropsycholoog, bekend van DWDD.

Sinds zijn presentatie roep ik te pas en te onpas: ‘Dat moet je willen!’ Daar zit een verhaal achter natuurlijk.

Professor Scherder had twee belangrijke lessen voor ons om, indien mogelijk, ons brein te helpen langer fit te blijven.

Ten eerste: 45 aaneengesloten minuten per dag bewegen. Zeven dagen in de week. Niet zomaar wandelen, maar flink doorstappen of flink doortrappen op de fiets, zodat de hartslag verhoogd is. Hierdoor maak je bloedvaten in de hersenen aan. Essentieel. Compenseren werkt niet, dus niet op dinsdag anderhalf uur om vervolgens woensdag op de bank te blijven zitten, dat telt niet.

Ten tweede: nieuwe dingen blijven leren. Ja, dat wordt iets lastiger na je dertigste, maar blijf leren want dan blijf je nieuwe verbindingen in je hersenen maken. En ook die zijn essentieel voor een scherpe geest op latere leeftijd. Dus leer een taal, pak die klus aan waar je nieuwe dingen voor moet leren, kom uit je comfortzone, leg de muis eens aan de andere kant van je computer, ga op gitaarles.

Hij gaf het voorbeeld dat zijn collega’s aan de universiteit liever tegen hem zeggen ‘doe jij dat maar’ dan zelf de uitdaging aangaan. Erik Scherder doet dat maar al te graag, noemt het braintraining. Toen de Professor ons dit verhaal vertelde, begon hij hard te lachen en bulderde: ‘Dat moet je juist willen!’ Blijf jezelf uitdagen.

Die is blijven hangen, dus nu, als iemand iets lastig vindt, gooi ik een vuist in de lucht en roep: ‘Yes! Da’s goed! Dat moet je willen!’

Heel vervelend natuurlijk als je alleen maar wilt vertellen dat je iets lastig vindt, maar het gaat wel weer over.