Bless you!

‘Haa-tchoe’ klonk het net voorbij de kleedkamer op de sportschool. De mooist gearticuleerde nies die ik ooit heb gehoord. De man nieste niet zomaar, hij zei echt ‘Haa-tchoe’. Een nies zoals deze alleen in volksvertellingen voorkomt. En nog een keer: ‘Haa-tchoe’. Iets verder weg nu, de niezer liep duidelijk richting de sportzaal.

It is the season, zullen we maar zeggen. Ik had het er toevallig afgelopen zaterdag met Ronald over, de barman bij Hoppe. Over niezen. In zijn positie, letterlijk, achter de bar, wordt hij makkelijk aangestoken.

‘Bovendien,’ zei hij, ‘mensen niezen in hun hand.’ Hij hield zijn hand voor zijn mond ter illustratie. ‘Ze geven je een hand, je wrijft even later onder je neus en boem: verkouden.’ Ik knikte. Zo makkelijk ging het inderdaad. ‘Ik nies nooit in mijn hand,’ ging Ronald verder. ‘Ik buk voorover en nies naar de grond.’ En ook dit illustreerde hij door voorover te buigen. Zijn hoofd verdween achter de bar. Ik ging op mijn tenen staan en volgde zijn beweging.

‘Ik nies altijd in mijn arm,’ zei ik. Ik voelde dat het mijn beurt was nu. Ik hield mijn elleboog voor mijn mond en neus. ‘Dat heb ik in Amerika geleerd. Altijd in je arm niezen.’

‘Oh ja?’ vroeg Ronald.

‘Ja.’

‘Sommige mensen houden het in,’ merkte hij nog op. ‘Dat is zó slecht.’

Ik knikte. ‘Verschrikkelijk… Doe nog maar twee bier en een wijntje.’

Ik ken het verhaal inderdaad, mensen die de nies inhouden en hoe slecht het zou zijn. Je niest met ongeveer 150 tot 160 km per uur, het lijkt me inderdaad niet verstandig om dat tegen te houden.

Ik heb ook wel eens begrepen dat ‘Bless you’ eigenlijk helemaal niet zo positief is. Als mensen vroeger ziek waren, overleden ze daar makkelijker aan dan vandaag de dag. Als iemand moest niezen was het dus eerder een wens in de trant van: ‘Och, hemel, je dagen zijn geteld. God bless you.’

Wat ik niet wist, maar wat ik net las op www.wistjedat.tv is dat al je lichamelijke functies, zelfs je hart, stoppen als je niest. Misschien dat daarom een niesbui zoveel van je vergt.

Mijn ex, Philip, vertelde mij ooit smalend dat je aan de manier waarop iemand niest kunt opmaken hoe iemand klaarkomt. Misschien had hij een opmerking als ‘het is als klaarkomen’ verkeerd geïnterpreteerd en heeft er deze overeenkomst van gemaakt, maar hoe dan ook, waar of niet waar, sindsdien kan ik geen nies meer horen zonder bij de opmerking van Philip stil te staan. Bij mensen die krampachtig hun nies inhouden denk ik meewarig: ‘Ach…’

Zouden al je lichamelijke functies ook stoppen als je klaarkomt? Dat zou me niets verbazen. Ben trouwens benieuwd of de man van de ‘haa-tchoe’ op de sportschool ook zo overduidelijk gearticuleerd meldt dat hij klaarkomt.

Aan de bar bij Hoppe #1

‘Zo, dus jullie hebben elkaar gevonden,’ zegt de oude man.

Bas en ik kijken elkaar aan. Ik begrijp waar de man het over heeft, maar Bas heeft werkelijk geen idee. Ik knijp mijn ogen toe en laat Bas weten dat hij deze aan mij over kan laten.

‘Ja,’ antwoord ik. Opgelost.

Ik heb helemaal geen zin om de beste man uit te leggen dat ik Bas tot anderhalve minuut geleden helemaal niet kende, en dat ik helemaal niet op zoek was naar Bas.

‘Jahaa,’ zegt hij tegen Bas, die hem nu aankijkt, ‘ik zag haar wel kijken hoor. Maar jullie hebben elkaar gevonden. Fijn.’

Bas draait zich terug naar mij en kijkt mij met grote ogen aan. Waar gáát dit over, zie ik hem denken.

Twee minuten geleden kwam ik via de zijingang het Amsterdamse café Hoppe binnen. De zijingang zit aan de Heisteeg, de hoofdingang zit aan de Spuistraat, of aan ’t Spui eigenlijk. Ik heb afgesproken met Esther en scan de zaak of ik haar al zie. Vanuit mijn ooghoek zie ik de oude man zitten en mij aandachtig opnemen. Ik heb hem wel gezien, ook al doe ik net alsof dat niet zo is, want hij heeft zijn mond al geopend om iets te zeggen, al weet hij zelf nog niet wat.

Ik loop door daar voren, naar de hoofdingang en wring me in een plekje aan de bar. Ronald, achter de bar, geeft me drie zoenen en vraagt wat ik wil drinken. Chardonnay vandaag. Ik stuur Esther een whatsapp berichtje dat ik voorin sta.

‘Zo,’ begint de lange man naast mij zodra ik de telefoon weer in mijn zak stop, ‘ook tijd aan het overbruggen?’ Ik kijk hem vragend aan. ‘Omdat je hier alleen bent,’ voegt hij er aan toe.

‘Ik wacht op iemand, ja.’ Dat kwam er misschien iets onvriendelijker uit dan ik bedoelde. Ik corrigeer mijn toon: ‘Jij bent ook tijd aan het overbruggen dus?’

‘Ja.’

‘Van wat naar wat dan?’ vraag ik.

‘Ik kom net van kantoor, hier om de hoek. Ik ga zo maar ergens wat eten denk ik.’

Ik wil hem zeggen dat dat geen overbruggen is, want overbruggen doe je van de ene afspraak naar de andere afspraak. Niet van een afspraak naar geen afspraak. Maar goed, ik houd mijn gedachten voor me, want ze klinken erg betweterig en mierenneukerig.

‘Oh,’ zeg ik dus alleen maar. Voor ik kan vragen wat hij voor werk doet, want het is zaterdagmiddag, en dat zijn geen kantoortijden, worden we onderbroken door de oude man. Hij steunt op zijn wandelstok wanneer hij voorbij loopt en ons laat weten hoe fijn hij het vindt dat twee (relatief) jonge mensen elkaar gevonden hebben. Achter de man loopt een mooie oudere dame. Statig, keurig gekleed en keurig opgemaakt, met een vage glimlach om haar mond en een beleefd afwezige blik. Een vrouw die al minstens vijftig jaar deze glimlach opzet als haar man vreemden aanspreekt, met dergelijke goedbedoelde maar nietszeggende opmerkingen. Die twee hebben elkaar ook gevonden.

Hè, fijn.