Dublin

Wat zal ik je vertellen over mijn tripje naar Dublin? Zal ik je vertellen over de hyperactieve man die naast me in het vliegtuig zat en, minuten voor de landing, zijn telefoon aanzette zodat hij op Google Maps kon zien waar we waren?

Of zal ik je vertellen dat ik besloot de bus te nemen naar het centrum, Temple Bar, in plaats van een taxi, en dat de aantrekkelijke jongeman die mij het kaartje verkocht, stond te huppen achter zijn lessenaar buiten? Dat ik vroeg: ‘heb je het zo koud?’, dat hij zei: ‘verschrikkelijk’ en dat ik dacht dat ik hem best zou willen opwarmen, maar dat ik in plaats daarvan zei: ‘het betaalt de rekeningen, nietwaar?’ en dat hij zei: ‘ja, en het collegegeld’?

Zal ik je dan ook vertellen dat in de buurt van het centrum een man met een muts van nep bont dicht om de bus heenliep en op niet meer dan twintig centimeter afstand, slechts gescheiden door het glas, snel twee foto’s nam van het nietsvermoedende meisje voor mij en toen hard wegliep? Dat de vrouw naast mij verontwaardigd uitriep: ‘Zo, dat is nogal brutaal, nietwaar?’ Dat we de man, toen we weer wegreden, vlak naast een andere bus zagen staan en dat ik tegen mijn buurvrouw zei: ‘ik hoop dat het een wereldberoemde fotograaf is, want anders…’, dat zij zei: ‘ja, laten we hopen dat de foto’s straks als enorme billboards door de stad hangen’, en dat ik zei: ‘ja, of in het MoMa.’

Maar ik kan je natuurlijk ook vertellen over het hotel, midden in Temple Bar, waar een vriendelijk meisje mij ontving en dat ik haar zei dat het zo waaide buiten en dat ik overdreven voordeed hoe ik moeite had moeten doen mijn rokje laag te houden. Dat ze er hartelijk om moest lachen. Dat ik me verontschuldigde dat ik wat vroeg was, dat zij zei dat het geen enkel probleem was en dat ze Maria wel even zou bellen om te vragen welke kamers klaar waren. Dat ze Maria inderdaad belde en haar vroeg welke nummers ze kon vrijgeven en dat ik vervolgens drie minuten lang alleen maar hoorde: ‘Yes. Yes. Yes…’ terwijl ze de kamers aanklikte in het computersysteem. Dat ik haar wilde zeggen dat dat in ieder geval erg hoopvol klonk, maar het niet zei omdat ze bezig was. Dat ik ondertussen met fascinatie stond te kijken naar haar absurd lange wimpers, dat ik dacht dat die onmogelijk echt konden zijn en dat ik anders stik jaloers zou zijn, maar dat ik niet kon ontdekken of ze nep waren. Dat ik in discussie met mezelf stond of ik het haar zou vragen of niet, en dat ik besloot het niet te doen. Dat ik, met de sleutel in mijn hand, naar mijn kamer liep en mij afvroeg waarom toch zoveel kamermeisjes Maria heten.

Maar ik kan je ook gewoon vertellen dat ik nu op mijn hotelkamer zit, te verzinnen wat ik nu weer eens zal schrijven…

 

 

Voor wat hoort wat

Alwéér een KLM upgrade naar businessclass! Zou ik misschien op een geheime KLM lijst staan genaamd “upgraden indien mogelijk”? Whoohoo! Oké, het was een vlucht van 45 minuten van Rotterdam Airport naar London City (operated by Cityjet), maar toch weer erg fijn.

‘Wat is eigenlijk het verschil tussen de gewone klasse en de businessclass bij zo’n korte vlucht?’ vroeg mijn Britse collega toen ik op kantoor in Londen aankwam en het heuglijke nieuws deelde. Dit in antwoord op zijn vraag of ik een goede vlucht had gehad.

‘De mannen zijn aantrekkelijker in businessclass,’ zei ik met een brede grijns. Verder maakt het inderdaad niet zo heel erg veel uit, hoewel er in businessclass niemand op de middelste stoel zit, dus de aantrekkelijk grijzende zakenman naast mij en ik hadden alle ruimte om af en toe een steelse blik uit te wisselen, want wat moet je anders doen op een vlucht van 45 minuten waarin je nèt genoeg tijd hebt om je hete koffie achterover te slaan.

Maar goed, het is niet alleen maar rozengeur en maneschijn, alles is uiteindelijk in evenwicht. Voor wat, hoort wat, denk ik dan. Zo zit ik nu bijvoorbeeld in een absurd klein hotelkamertje. Het is nog net geen jeugdhostel. Mijn eigen schuld hoor, ik moest en zou een goedkope hotelkamer uitproberen in de buurt van ons kantoor in Londen. En er is ook eigenlijk niets mis mee, maar het is allemaal zo basic dat ik er om moet lachen. De kamer is twee bij drie meter, dat heb ik met grote passen uitgemeten. Ik wilde mijn jas in de kast ophangen, maar dat bleek het toilet te zijn waarvan de stortbak een kwartier nodig heeft om zich weer te vullen. De andere kast is de badkamer waarin geen ruimte is om de handdoek op te hangen, dus die ligt op bed. Er staat een smalle kledingkast aan het voeteind van het eenpersoonsbed, zo eentje die nog net niet van karton is en die ik met mijn grote teen kan verplaatsen als ik in bed lig. Verder hebben ze er een minibureautje met stoel en zelfs een nachtkastje (met bijbel!) in weten te passen. Ik heb dan weer wel een minitelevisie, een waterkoker – dat vind ik altijd erg fijn – en een poëtisch uitzicht op een langzaam verkleurende kastanjeboom. Dat dan weer wel. Internet toegang en het ontbijt zijn inbegrepen en dat alles voor 81 euro! Nou, voor Londen is dat echt goedkoop. Niet alleen voor Londen trouwens.

Ik loop vaak te mopperen dat je bij zo veel dure hotels ook nog moet betalen voor internet. Schande. Of dat je apart moet betalen voor het ontbijt en dat zijn dan belachelijke prijzen, waarvan hotel De L’Europe in Amsterdam (in mijn ervaring) de kroon spant door 30 euro te vragen voor het ontbijt. Dér-tig euro! Daar kun je ook een hele behoorlijke biefstuk van gaan eten.

Hoe goedkoper het hotel, hoe meer er bij de prijs is inbegrepen lijkt het wel. Voor wat hoort wat. Nee hoor, ik zit hier goed hoor met m’n waterkokertje en mijn gratis internet en mijn plaskast.

Tijd en de Oase

Ik zat afgelopen weekend in The Oasis Boutique Hotel in Zuid Afrika, ergens tussen Johannesburg en Pretoria. Het vliegticket Johannesburg – Amsterdam was 1000 euro duurder als ik op vrijdagavond zou vliegen in plaats van op zondagavond, dus bleef ik het weekend ‘verplicht’ in Zuid Afrika. Er zijn ergere plaatsen om het weekend door te brengen natuurlijk.

Ik zocht een hotel waar ik comfortabel het weekend door kon brengen, en met comfortabel bedoel ik: een hotel met goedwerkend internet en de mogelijkheid om drie maaltijden per dag te bestellen. Ik vond dit hotel en het was perfect.

Het is vrijdagavond. Het avondeten moeten we van tevoren bestellen en de kok roept ons wanneer het eten geserveerd wordt. Het diner – hier volgens de Engelse traditie supper genaamd – staat klaar in de dining room. De vier gasten van het hotel zijn aan één tafel geplaatst. Ik deel het hotel deze avond met een ouder stel uit Botswana, Jerry en Fran, en een hele lange Schotse man van begin vijftig die luistert naar de naam Martin.

Bron: www.oasis.sa.com
Bron: http://www.oasis.sa.com

We praten eerst over de stroomvoorziening in zuidelijk Afrika. Jerry en Fran vertellen ons dat er veel corruptie en mismanagement is bij de aanleg en het beheer van de energiecentrales. Hierdoor is de stroomvoorziening in Zuid Afrika en in Botswana (wat voor de helft afhankelijk is van de stroom die ze van Zuid Afrika koopt) een enorm probleem.

We komen op de vraag wat Martin voor de kost doet en waarom hij alleen in Zuid Afrika is.

‘Ik werk niet meer,’ zegt Martin. Er zit nog een vervolg aan deze zin, maar hij twijfelt. Hij kijkt ons een voor een aan.

‘Oké,’ zegt hij uiteindelijk, ‘ik zal het jullie vertellen. Ik ben terminaal.’

Wat nemen we alles toch gemakkelijk voor lief. Electriciteit, internet, onze gezondheid, ons lichaam en het leven dat ons gegeven is.

Martin vertelt dat hij multiple sclerosis (MS) heeft, in combinatie met nog een andere neurologische aandoening waar ik de naam van vergeten ben. Dubbelop dus. De volgende dag zullen zijn twee nichten in het hotel aankomen en zal hun avontuur door Zuid Afrika gaan beginnen, the trip of a lifetime, zoals Martin zegt. De vraag van de afgelopen weken was of hij het fysiek aan zou kunnen, maar het gaat goed met Martin hier in The Oasis, deze oase van rust en luxe.

Doctoren geven hem nog twee jaar, maar dat zegt maar weinig. Soms gaat het sneller en soms, bijvoorbeeld in het geval van Stephen Hawking die ALS heeft, overleeft de patiënt de gegeven termijn met vele jaren.

Jerry en Fran gaan na het dessert naar hun kamer. Martin en ik praten de rest van de avond over hoe hij heeft ontdekt dat hij MS heeft, hoe hij emotioneel door een diep dal is gegaan en heeft geprobeerd om een eind aan zijn leven te maken, hoe hij inmiddels gescheiden is en hoe hij plannen heeft gemaakt voor zijn verzorging en zijn uitvaart. Het is een intens maar heel mooi en openhartig gesprek.

‘Heb geen medelijden met me, Diana,’ zegt Martin als we afscheid nemen voor de nacht. Hij heeft ook absoluut geen zelfmedelijden. Hij lijkt te genieten van elke goede dag die hij heeft. Hoeveel waardering heeft de gemiddelde mens voor een goede dag?

Het is ook geen medelijden wat ik voel. Op een manier is het een prachtig geschenk wat Martin gekregen heeft: een deadline.

‘Had je hier gezeten als je dit nieuws niet had gekregen?’ vraag ik hem.

‘Nee,’ geeft hij toe.

Natuurlijk, ik vind het lijden, het ongemak, de pijn en de angst die Martin ongetwijfeld te wachten staat heel erg, dat raakt me, maar terminaal zijn we allemaal. Teveel vrienden zijn geplukt in de bloei van hun leven. Zonder enige waarschuwing. Martin heeft iets heel waardevols gekregen: tijd. Tijd om de dingen te doen die hij wil doen voor hij doodgaat, tijd om afscheid te nemen van vrienden en familie, tijd om afspraken te maken over het punt waarop hij zelf wil beslissen of hij blijft vechten of niet. Ik geloof dat Martin zijn tijd optimaal gaat gebruiken en ik ben blij voor hem.

Inmiddels ben ik weer terug in Nederland. Ik kom van de sportschool. Personal trainer Frank heeft er weer flink de zweep overheen gelegd en mijn spieren doen zeer. Een heerlijke pijn. Een dankbare pijn. Ik eet een appel en loop op mijn gemakje. De zon schijnt, de kleuren zijn helder vanavond. De mensen mooi. Hollands welvaren. God, wat hebben we toch allemaal een ongelooflijke potentie. Iedereen. Dat is het gevoel dat ik me herinner van New York bedenk ik me als ik loop: het gevoel van de endless possibilities die we hebben.

Live up to your potential, lieve lezer, je hebt nog tijd. Wacht niet tot je een deadline krijgt.

Zombies

Ik ben in Zuid Afrika op het moment. Het is een lange vlucht (11 uur) van Amsterdam naar Johannesburg. Het vliegtuig zit vol zombies, ze dwalen door de cabine, op zoek naar een comfortabele plek en positie. Een U-vormig nekkussen rust op hun schouders, ze dragen trainingspakken, sokken en pantoffels. Ze slepen een deken achter zich aan. Ze lezen boeken en kijken films, ze eten uit verveling. Alles om zich maar thuis en gemakkelijk te voelen. En dan is dit nog de dagvlucht! De terugweg is een 11 uur durende nachtvlucht. Dat is pas echt angstaanjagend.

Ik slaap nauwelijks in een vliegtuig, dus ik zie ze: de bleke, grauwe, uitdrukkingsloze gezichten van mijn medepassagiers die ook niet kunnen slapen. We werpen jaloerse blikken op de mensen die wel liggen te ronken in hun stoel.

Ik land zondagavond in Johannesburg en word opgepikt door een taxi service. Altijd leuk als er iemand staat bij de uitgang met mijn naam op een stuk papier: iemand die op me wacht, al is het maar voor even en voor geld. Zijn naam is Ezekiel. Hij brengt me naar mijn hotel en Mary van het kleine boetiek hotel brengt me naar mijn kamer. Het is 23.00 uur. Om 5.30 komt mijn Zuid Afrikaanse collega me ophalen want we moeten 4 uur rijden naar een universiteit vlak bij de grens met Botswana. Op de universiteit houden we een presentatie van 2 uur en vervolgens rijden we weer 4 uur terug. Je ziet: tot nu toe druipt de glamour en het avontuur er vanaf.

De volgende twee dagen hebben we een beurs in een conferentiehotel. Dan zitten we hier opgesloten, ook voor het ontbijt, de lunch én het diner. Zet ons overal ter wereld neer, het maakt niet uit, het is allemaal hetzelfde. Zombies op de beurs zijn we. De mede-exposanten ken ik van conferenties in Israël, Turkije, Spanje, Engeland en ga zo maar door. Het zijn vluchtige, oppervlakkige vriendschappen die we hebben opgebouwd door de jaren heen.

Er is iets misgegaan met mijn registratie voor het hotel, er staat geen kamer op mijn naam. Nou komt alles wel weer goed, daar maak ik me nooit zo druk over, maar ik krijg waarschijnlijk wel een ‘reserve’ kamer toegewezen. Op de kamer ga ik alle laden en kasten langs, dat doe ik altijd, uit pure nieuwsgierigheid, kijken wat ik nu weer vind. Ik heb beet deze keer: in een van de laden tref ik twee plastic tassen aan, gevuld met pillen! Allerlei soorten pillen. Ik heb niet naar alle doosjes gekeken want om eerlijk te zijn wil ik mijn vingerafdrukken hier niet op hebben! Ik neem een foto, deel mijn verbazing op facebook en lever de tassen vervolgens in bij de receptive.

Pillen Zuid AfrikaDe scenario’s rond de pillen waar ik tot nu toe op ben gekomen, zijn:

  1. Ik stond op het punt om er ingeluisd te worden: Nederlandse opgepakt voor drugsbezit. Dat moet toch wel wat opbrengen.
  2. Iemand is nu verschrikkelijk hard toe aan medische hulp.
  3. Iemand die hier werkt is verslaafd en gebruikt deze kamer om zijn drugs te verstoppen en het te gebruiken.

Ik vrees het laatste, want als ik de verhalen mag geloven is het verslavingsprobleem in Zuid Afrika enorm. Zombies zijn het en ik heb ze gezien: mannen en vrouwen die in de krottenwijken wonen, verslaafd aan drank en/ of lijmsnuiven. Heel erg triest.

Hé … alle zombies nog aan toe, ik  had natuurlijk even moeten kijken of er slaappillen bij zaten voor de terugreis!! Verdorie!