De Premier Inn

Ik zit weer in Londen, voor één nacht. Ik kom met mijn rugzakje aan in Londen in de avondspits en ervaar met afgrijzen de Londense metro op dit uur. Het heeft niets meer te maken met de gezapige, dromerige toestand van de vorige keer en alles met veel te dicht op elkaar gepakte lichamen in tunnels diep onder de grond.

Ik check in bij de Premier Inn, een relatief goedkoop hotel dicht bij kantoor, dicht bij King’s Cross station. Ik leg mijn spullen op mijn hotelkamer en ga op jacht naar iets te eten. Het is overal druk, de pubs zitten vol, het hamburgerrestaurant waar ik mijn zinnen op had gezet ook, dus loop ik weer terug naar het hotel en besluit wat te gaan eten in het restaurant van het hotel. Heel veel gezelliger dan een Van der Valk restaurant (oude stijl) ziet het er niet uit, maar het eten valt niet tegen. De bediening is in ieder geval erg vriendelijk en razendsnel. Alleen heb ik moeite hun binnensmondse Britse accent te verstaan, zeker met al het lawaai want ook hier is het druk.

‘Ik wil u graag laten weten dat het Happy Hour is, tot acht uur,’ zegt de uiterst correcte blonde vrouw in de bediening. Het is half acht. ‘Twee drankjes voor de prijs van één. Wilt u iets te drinken?’

‘Ja, een Chardonnay graag.’

‘Dat is dan twee Chardonnay.’

‘Huh?’

‘Water?’

‘Uh… Ja. Een fles water graag.’

‘En dat is dan twee flessen water.’

‘Uh… right.’

Alles wordt voor mij neergezet, twee volle glazen wijn, twee grote flessen water. Ik verberg één glas wijn achter de menukaart. Ik kijk naar mijn buurvrouw en zie dat zij gelukkig ook twee glazen wijn voor zich heeft staan.

‘Dit voelt een beetje vreemd, een beetje inhalig, vindt u ook niet?’ begin ik.

‘Ja,’ ze lacht. ‘Maar ja…We nemen het er maar van, nietwaar? Ik neem deze mee naar mijn kamer.’ Ze knikt naar het nog volle glas. Wanneer ze even later vertrekt, zeggen we in koor ‘geniet er van!’ en moeten er om lachen.

Schuin tegenover mij zitten zes Franse mannen aan een tafel. Dat ze Frans zijn, is niet te missen. Ze kennen de Fransen aan naburige tafeltjes ook. Bij elkaar een flinke groep dus. Ik kan niet verzinnen wat ze gemeen hebben, wat hen bindt. Ze zullen collega’s moeten zijn. De mogelijkheid familie of geliefden heb ik als ‘zeer onwaarschijnlijk’ afgestreept. Ze komen op mij ook niet over als een groep vrienden. Er is geen pijl op te trekken en doorgaans kan ik al snel een verhaal verzinnen bij de mensen die ik onderweg tegenkom, maar deze mannen…

Ik bestel een hamburger. Die komt snel en is te groot om goedgemanierd te kunnen eten. De zes Franse mannen kijken in toerbeurt toe hoe ik deze probeer te verorberen. Huh-huh-huh-huh! Ik kijk onverstoorbaar terug.

Voor mij zitten twee jonge Engelse mannen. Dit is niet de eerste keer dat ze hier eten, ze bestellen zonder op de kaart te kijken. De man die ik alleen op de rug zie, heeft opvallend grote, rode oren, van achteren gezien. Veel roder dan de overige huid die ik kan zien.

Achter me is een Engelse vrouw in gesprek, haar stem draagt ver en haar taalgebruik is aanstootgevend.

Ik ben een van de vier vrouwen die hier alleen aan een tafeltje zit. Met twee glazen wijn.

Iedereen zit met zijn smartphone aan tafel. Ik laat mijn vinger over mijn iPhone glijden. Niets.

‘Nee, geen toetje. Dank je,’ weet ik twee keer vol te houden tot de derde ober zonder het te vragen de dessertkaart op tafel legt.

Ah shit, doe maar een apple crumble met custard.

Morgen ga ik weer op dieet. Promise.

Anders overmorgen.

De Londense metro, een sfeerbeeld

Ik reis van London City Airport, met de DLR trein en de Northern line, naar King’s Cross station. Een kleine tas met het hoognodige voor twee dagen kantoor en één overnachting, staat tussen mijn benen. Adele zingt voor mij alleen via de kleine Apple oordopjes. De zon komt op. Het was vroeg vanochtend. Het afgelopen uur heb ik twee keer mogen beleven, maar ik lever het morgen weer in als ik het land uitga.

Wat lijkt op een jonge, ranke versie van Mr. Bean staat bij de deur en staart naar het glas, naar de reflectie van zijn benen. Hij prevelt, geluidloos. Zijn smalle, kleine linkerhand gesticuleert sierlijk en ingetogen. In zijn rechterhand houdt hij het handvat van zijn rolkoffer. Hij draagt een donker pak en versleten bruine schoenen. Zijn borstelige wenkbrauwen dansen op en neer in verwondering en in overreding. Het is, zonder twijfel, een bewogen pleidooi dat hij houdt. Hij moet nodig naar de kapper. Vooral het weerbarstige haar van zijn bakkenbaarden is te lang en geeft hem een waanzinnige uitstraling, dat in combinatie met zijn stille preek uiteraard.

Een man stapt in. Hij draagt een dikke beige mantel, de omvang van een bontmantel, maar dat is het niet. Hij draagt een bril waar Sir Elton John jaloers op zou zijn, een fel blauwe bolhoed en grote oorbellen in de vorm blauwe druiventrossen.

Sir Elton John staat naast Mr. Bean en ik vraag me af wie ik vreemder vind.

Tegenover mij kruipt een matig aantrekkelijk meisje dicht tegen haar bijzonder aantrekkelijke vriend aan terwijl ze mij aankijkt. Ik kijk alleen omdat ze naar mij kijkt, anders waren ze me niet opgevallen. Ze slaat haar armen om haar vriend heen. Ontmoet weer mijn blik. Hij omhelst haar. Hij heeft alleen ogen voor haar. Niemand anders. Haar verwijtende blik is nergens voor nodig.

The next stop is Bank, where this train will terminate…

Voor wat hoort wat

Alwéér een KLM upgrade naar businessclass! Zou ik misschien op een geheime KLM lijst staan genaamd “upgraden indien mogelijk”? Whoohoo! Oké, het was een vlucht van 45 minuten van Rotterdam Airport naar London City (operated by Cityjet), maar toch weer erg fijn.

‘Wat is eigenlijk het verschil tussen de gewone klasse en de businessclass bij zo’n korte vlucht?’ vroeg mijn Britse collega toen ik op kantoor in Londen aankwam en het heuglijke nieuws deelde. Dit in antwoord op zijn vraag of ik een goede vlucht had gehad.

‘De mannen zijn aantrekkelijker in businessclass,’ zei ik met een brede grijns. Verder maakt het inderdaad niet zo heel erg veel uit, hoewel er in businessclass niemand op de middelste stoel zit, dus de aantrekkelijk grijzende zakenman naast mij en ik hadden alle ruimte om af en toe een steelse blik uit te wisselen, want wat moet je anders doen op een vlucht van 45 minuten waarin je nèt genoeg tijd hebt om je hete koffie achterover te slaan.

Maar goed, het is niet alleen maar rozengeur en maneschijn, alles is uiteindelijk in evenwicht. Voor wat, hoort wat, denk ik dan. Zo zit ik nu bijvoorbeeld in een absurd klein hotelkamertje. Het is nog net geen jeugdhostel. Mijn eigen schuld hoor, ik moest en zou een goedkope hotelkamer uitproberen in de buurt van ons kantoor in Londen. En er is ook eigenlijk niets mis mee, maar het is allemaal zo basic dat ik er om moet lachen. De kamer is twee bij drie meter, dat heb ik met grote passen uitgemeten. Ik wilde mijn jas in de kast ophangen, maar dat bleek het toilet te zijn waarvan de stortbak een kwartier nodig heeft om zich weer te vullen. De andere kast is de badkamer waarin geen ruimte is om de handdoek op te hangen, dus die ligt op bed. Er staat een smalle kledingkast aan het voeteind van het eenpersoonsbed, zo eentje die nog net niet van karton is en die ik met mijn grote teen kan verplaatsen als ik in bed lig. Verder hebben ze er een minibureautje met stoel en zelfs een nachtkastje (met bijbel!) in weten te passen. Ik heb dan weer wel een minitelevisie, een waterkoker – dat vind ik altijd erg fijn – en een poëtisch uitzicht op een langzaam verkleurende kastanjeboom. Dat dan weer wel. Internet toegang en het ontbijt zijn inbegrepen en dat alles voor 81 euro! Nou, voor Londen is dat echt goedkoop. Niet alleen voor Londen trouwens.

Ik loop vaak te mopperen dat je bij zo veel dure hotels ook nog moet betalen voor internet. Schande. Of dat je apart moet betalen voor het ontbijt en dat zijn dan belachelijke prijzen, waarvan hotel De L’Europe in Amsterdam (in mijn ervaring) de kroon spant door 30 euro te vragen voor het ontbijt. Dér-tig euro! Daar kun je ook een hele behoorlijke biefstuk van gaan eten.

Hoe goedkoper het hotel, hoe meer er bij de prijs is inbegrepen lijkt het wel. Voor wat hoort wat. Nee hoor, ik zit hier goed hoor met m’n waterkokertje en mijn gratis internet en mijn plaskast.