Nog even over afgelopen donderdag, de dag van mijn boekpresentatie: zoals ik vorige week al schreef, had ik ’s middags een interview bij Radio EenVandaag. Daarna moest ik op een drafje naar mijn eigen boekpresentatie in Dordrecht.
Wat ik nog niet verteld heb is wat er aan het interview vooraf ging en hoe die zweetplekken op de foto’s terecht zijn gekomen.
Ik had me ’s ochtends al aangekleed voor de boekpresentatie. Zal ik een schone top meenemen, dacht ik nog, voor als ik erg ga zweten ofzo? Maar nee, overdreven. Het was warm, maar zo warm was het nou ook weer niet en bovendien, het was toch vroeg zat, ik zou alles op m’n gemakje doen.
Wel had ik mijn knapzakje gepakt met daarin:
- Mijn hoge hakken. (Erg New Yorks om je slippers of gympen te dragen en je stiletto’s in je hand of handtas te houden)
- Deodorant roller, haarborstel, make-up.
- Een exemplaar van mijn boek. (Als een beetje schrijver kun je niet meer de straat op zonder)
- Boekenleggers die ik overal ‘nonchalant’ achterlaat in de trein. (Guerrilla marketing)
- Mijn thermosbeker met kamillethee. (Ook een erg New Yorkse gewoonte, plus de thee houdt de stembanden vochtig)
- Twee notitieboekjes. Eentje met aantekeningen voor het interview (geheugensteuntjes) en aantekeningen voor mijn Pulitzer Prize speech die ik staand bovenop de tafel zou gaan houden nadat Bart, mijn uitgever, de presentatie zou hebben geopend. (Dit is er allemaal niet van gekomen overigens, we hebben geen van beiden een praatje gehouden, dat liep gewoon anders)
- Drie Pilot pennen. (Die schrijven zooooooo lekker!)
- Oplaadkabels voor mijn iPod Touch en iPhone.
- Bovengenoemde iPod Touch en iPhone.
- Een banaan.
Dan ben je toch goed voorbereid, toch?
Na de lunch reisde ik in alle innerlijke rust af naar Hilversum, station MediaPark om precies te zijn, via Utrecht Centraal. Toen ik op Utrecht stond werd al meteen duidelijk dat de Sprinter – die ik wilde en moest nemen naar MediaPark – uitviel. De volgende zou pas over een half uur gaan. Geen paniek! Dan zou ik nog steeds op tijd zijn.
Ik daalde de trappen af naar het perron. Een briesje deed mijn lange rok gemoedelijk wapperen, ik deinsde een beetje mee op de muziek die via mijn oordopjes mijn trommelvlies streelde. Het leven was goed… tót het bord – zonder enige waarschuwing – ineens aangaf dat ook deze trein niet zou gaan rijden. Nee! Geen paniek. Geen paniek.
Snel, op de app, wat zijn de opties? Bus? Nee, niets. Er was verder helemaal niets aan openbaar vervoer wat een ontluikende schrijver naar het MediaPark kon brengen. Twee sprintertjes per uur. Dat was het. Taxi!
Nou had ik er ervaring mee, ik was immers niet al te lang geleden ook gestrand op Utrecht Centraal. Ik wist de taxistand dus meteen te vinden. Ik liep op de voorste auto af. Mooie, comfortabele auto. Daar kon ik best mee aankomen in Hilversum. Een chauffeur, ik vermoed van Turkse afkomst, kwam me glimlachend tegemoet lopen. Hij stond aan de overkant en hij had recht op het volgende ritje. Hij maakte een uitnodigend gebaar naar zijn vervoer. Een Volkswagen bus.
‘Dat busje?’ vroeg ik teleurgesteld.
‘Ja’. Hij lachte vriendelijk.
‘Helemaal voor mij alleen?’ probeerde ik nog, maar hij hield de deur al voor me open.
‘Waar wilt u naar toe?’ vroeg hij.
‘Naar het MediaPark in Hilversum. Journaalplein 1.’
De jongeman ging aan de slag met zijn navigatie.
‘MediaMarkt?’
‘Nee! Nee! MediaPark! MediaPark!’ Nu raakte ik wel licht in paniek.
Het was ontzettend heet in de bus, dus hier begon ik flink te zweten. ‘Mag het raam misschien open? Het is zo warm,’ vroeg ik. De chauffeur zette de airconditioning aan, maar terwijl hij in de kou zat, was het achterin nog heel heet. Had ik nou toch maar een schone top meegenomen.
‘Journaalplein? Kunt u dat voor me spellen?’ vroeg hij. De navigatie pikte het niet op.
‘Zal ik het proberen?’ vroeg ik.
‘Tja,’ zei hij terwijl hij me het apparaat overhandigde, ‘de navigatie is drie jaar oud, misschien staat het er nog niet in.’
Ik kreunde en gaf de navigatie terug. Ik had deze ingesteld op de Mies Bouwman-boulevard in de buurt. Voor de zekerheid zette ik de navigatie op mijn iPhone ook aan het werk. Ik stuurde de zeer kalme, beleefde chauffeur van Utrecht naar mijn bestemming. Een kwartier voor mijn geplande optreden kwam ik het NOS gebouw binnen.
‘Ik kom me zo melden, eerst even naar het toilet,’ zei ik, in het voorbijgaan, tegen de receptionist. Daar knapte ik mezelf weer een beetje op en haalde een paar keer diep adem. Geen paniek! Ik ben er. Ik ben op tijd. Een paar minuten later stond ik op de redactie en keek tevreden toe hoe Suzanne Bosman en Jan Mom de gasten voor mij interviewden, over bier en over de Grexit.
Het leven was goed.