Het kapstertje

Ze deed zo haar best. Het meisje uit Williamsburg. Hoe oud zou ze zijn? Achtentwintig, negenentwintig? Met een plantenspuit had ze mijn haar nat gemaakt, en met de diffuser weer gedroogd. Elk krulletje knipte ze vingervlug en met zorg. Ik zag het misgaan. Ik liet het gebeuren. Ze hadden me meerdere keren op het hart gedrukt dat dit meisje krullen kon knippen, en ik wilde het geloven.

Zes jaar geleden ging mijn haar er voor het eerst af. Paula Casano in New York gaf me de beste knipbeurt die ik ooit had gehad. Ik ontmoette een ware krullenfluisteraar. Paula begreep mijn haar als geen kapper voor haar of na haar ooit heeft gedaan. Ik kon mijn haar gewoon laten drogen; het zat altijd goed. Ik liet het maandenlang groeien; het bleef goed zitten.

Maar ik verhuisde terug naar Nederland en daar vond ik, op aanraden, Lotfi en zijn zus in Amsterdam. Dit na weer een paar knipbeurten bij verschillende kappers die me tot tranen brachten.

Toen ik laatst in New York op vakantie was en ik door Chelsea liep, dacht ik: volgens mij zit hier ergens de salon waar Paula tegenwoordig werkt. Ik zocht haar details op in mijn contacten, en inderdaad, twee straten verder zat de salon. Ik was nodig toe aan een knipbeurt, ik was al maanden niet geweest en in de zomer was mijn haar flink gegroeid. Ik wilde het lang laten. Ik wilde een knipbeurt die me de winter door zou helpen.

Paula was er niet, vertelde de receptioniste. Ze zou pas weer terugkomen als mijn vakantie allang voorbij was. Maar ze kon me wel bij Naomi inboeken?

Ik bedankte haar. ‘Dan ga ik wel in Amsterdam,’ zei ik tegen de receptioniste.

‘Ook geen slechte plek,’ zei ze.

Ik liep naar buiten, keek nog even naar de etalage met alle oorkondes en vermeldingen in de trant van ‘onder de honderd beste salons van New York City’ en dergelijken. Amerikanen zijn gek op ratings en ranglijsten. Aan het einde van de straat draaide ik me om. What the hell, dacht ik. Ik ben op vakantie.

‘Ik heb me bedacht,’ zei ik. ‘Maar kan Naomi krullen knippen?’ Mijn twijfel werd gezaaid in de halve seconde dat de receptionist aarzelde en ik had er naar moeten luisteren. Maar dat deed ik niet. In plaats daarvan vroeg ik wat het zou kosten. Altijd vragen wat het kost.

Ze zei: ‘Honderdvijftig dollar’ en dat is nog goedkoop voor een kapper in New York. Ik heb vrouwen ontmoet die de prijs niet van tevoren hadden gevraagd en gestyled achterover vielen toen ze vijfhonderd euro moesten afrekenen, exclusief de fooi. Ze werden niet opgelicht, dat was de normale prijs van de kapper, maar elke nuchtere Hollander had dan vriendelijke bedankt natuurlijk.

De volgende dag om tien uur had ik mijn afspraak. Het duurde die ochtend even voor ik ontvangen werd, een stoel werd gewezen en koffie aangeboden kreeg. De aandacht van de drie oudere dames achterin de zaak werd volledig opgeëist door de salonhouder met zijn harde stem en dramatische lichaamstaal.

Naomi kwam binnen. Een prachtig meisje met een kort pittig kapsel. Ze hoorde helemaal thuis in Williamsburg, dat zag je zo. We praatten over Europa en over politiek terwijl ze me te lijf ging met het fijne, scherpe schaartje.

Ik vertelde haar dat ik regelmatig een traantje had gelaten na het bezoek aan een nieuwe kapper. Mijn haar groeit niet snel, het duurt soms een jaar voor de schade weer hersteld is.

‘Oh, maar dat gaat niet gebeuren!’ kirde ze. Ze klonk zo zeker van zichzelf. Ik wilde het zo graag geloven, maar nog voor ik de salon uitliep wist ik dat dit meisje geen krullenkapster was en de weken erna bevestigde dat gevoel alleen maar.

Gelukkig kon ik afgelopen zaterdag terecht in Amsterdam, bij mijn eigen kapper.

‘Doe je haar maar even los,’ zei Sihem, het zusje van Lotfi. Ik droeg het al weken in een knotje. Ze schudde haar hoofd. Ik bekende mijn dwaling.

‘Nou ja,’ zuchtte ze. ‘Dat gebeurt je geen tweede keer meer.’

Beschaamd keek ik naar mijn gympen terwijl ze de coupe weer herstelde. Mijn haar is weer een flink stuk korter, op de lengte waar ik een jaar geleden ook was. Bedroefd keek ik naar de lokken die Sihem na afloop aan de kant veegde.

Geen coiffeureuze slippertjes meer voor mij.

 

Stoptober

Zijn er meer mensen die meedoen aan stoptober? Ik heb eigenlijk alleen onze Dordtse columnist Kees Thies erover gehoord (hoe gaat het, Kees?) en ik heb ook echt het idee dat er nog veel minder mensen roken in mijn omgeving. Niet alleen sinds deze maand, maar in de loop der jaren. Of ligt dat aan mij?

Nee, dat gevoel klopt. Volgens Volksgezondheidenzorg.info rookt een kwart van de Nederlandse bevolking boven de 18 jaar wel eens, en ongeveer een vijfde van de bevolking rookt dagelijks. Van de dagelijkse rokers zijn 16,5% zware rokers van gemiddeld meer dan 20 sigaretten per dag.

In 1990 rookte 37,5% van de bevolking wel eens en 32% dagelijks. Hoeveel daarvan destijds zware rokers waren staat er niet bij. Maar mijn gevoel klopt dus; rookte eerst nog een derde van mijn medelanders dagelijks, nu nog een vijfde.

Aanstaande 3 december is het voor mij negen jaar geleden dat ik mijn laatste sigaret heb uitgedrukt. Of ‘twintig kilo geleden’ wil ik ook nog wel eens zeggen als mensen vragen hoe lang het geleden is.

Waarom 3 december? En waarom lukte het deze keer wel? Ik heb geen idee. Ik heb nicotinekauwgum geprobeerd die door je keel brandt, de pleisters waar je hele vreemde dromen van krijgt als je ze niet afdoet ‘s nachts. Cold turkey natuurlijk (waar komt die uitdrukking eigenlijk vandaan? Ga ik ook nog een keer opzoeken). Maar ik was er op een dag gewoon klaar mee. Ik was aan het daten in New York en roken vinden de meeste mannen een absolute afknapper. Ik had al vele afkickpogingen ondernomen en voelde me slecht en zwak en vies bij elke sigaret. Oh, de zelfverachting als ik dan toch weer een pakje ging kopen bij de toko op de hoek. De uiteindelijke doorslag gaf tóch hét boek: Allen Carr’s Easy Way To Stop Smoking.

Ik zag het licht. Waarom doen we het eigenlijk, roken? Als je je dat gaat afvragen dan zie hoe absurd het is, hoe je lichaam je voor de gek houdt door aan te geven dat het nicotine nodig heeft terwijl het prima (en veel beter) functioneert zonder.

Merkte ik nou echt iets, toen ik stopte met roken? Aan mijn conditie of aan mijn bankrekening? Nee, eigenlijk niet. Maar er zaten ook geen voordelen aan het roken, dus waarom zou ik het blijven doen?

Inmiddels merk ik wel de voordelen. Aan mijn huid en aan mijn conditie. Ik voel me frisser en ik voel me vrij. Vooral dat laatste. Vrij van het zeurende stemmetje dat om nicotine vraagt en vrij van het zeurende stemmetje dat na elke sigaret zei: ‘moest dat nou?’

En ja, als ik de prijzen op de pakjes zie, dan hou ik er elke maand wel veel aan over, want er ging wel een pakje per dag doorheen bij mij.

Door de jaren heen droomde ik nog wel eens dat ik rookte trouwens, dat iemand mij een sigaret aanbood, dat ik die gedachteloos aannam en opstak. ‘Shit, ik ben gestopt, wat doe ik nou?!’ Dan werd ik wakker en baalde ontzettend tot ik besefte dat het maar een droom was. Ik was bang om in de gewoonte terug te vallen.

Dus om de stoppers een hart onder de riem te steken: Ben je (net) bent gestopt of wil je gaan stoppen: zet ‘m op. Je krijgt er echt geen spijt van. Even doorzetten, het is heel simpel: nooit meer die eerste sigaret opsteken.

Net als met die kruidnoten van vorige week inderdaad, en andere zoetigheid, gewoon die eerste niet nemen.

 

Potverdorie pepernoten

Nou ja, kruidnoten eigenlijk, maar in ieder geval suiker. Het is weer helemaal mis. Het is drugs, het is vergif, ik was er vanaf, maar nu ben ik weer een zware suikerjunk!

Het ging zo goed; sporten, gezond eten, nauwelijks alcohol, op tijd naar bed, maar ik heb het druk en dan glij ik toch weer langzaam af.

Eerst geen tijd om te sporten, maar het gezonde eten ging nog wel goed. Vlak voor de vakantie schoot dat er ook bij in en na de jetlag van New York is het met voldoende slapen ook helemaal mis. Algehele malaise dus.

Ik was op de Inspiratiedag van het UWV in juni en mocht een workshop bijwonen van een dame die het over wilskracht had. Dat we onderschatten hoeveel energie we daar voor nodig hebben. In het geval van de Inspiratiedag ging het om de wilskracht om te blijven solliciteren ondanks alle afwijzingen, maar dat geldt natuurlijk ook voor andere dingen. Als je wilskracht nodig hebt om je nieuwe baan goed te doen of om de schrijfklus goed af te ronden, dan blijft er inderdaad weinig wilskracht over om de snelle suikers te weerstaan. Dat heb ik dus gemerkt de afgelopen maanden.

Nog heel even en dan mag ik de schrijfklus in ieder geval afronden. Dat scheelt. Dan (volgende week hoop ik) kan ik weer gaan sporten en gezond eten en op tijd naar bed.

Sla me op m’n vingers als ik naar de snoep pot reik, en als je Sinterklaas spreekt, vraag dan of hij niets eetbaars voor me meeneemt. Schop me naar de sportschool. Alsjeblieft. Het moet echt weer gebeuren. Erkenning is de eerste stap, toch?

Volgende week kan ik hopelijk mijn tijd en wilskracht weer in een gezondere levensstijl investeren. Ik kijk er oprecht naar uit.

Mijn naam is Diana en ik ben verslaafd aan suikers en koolhydraten…

 

Gegijzeld

Mijn portemonnee wordt gegijzeld op Schiphol. Het begon allemaal fantastisch met een aardige juffrouw van de KLM die me belde en vroeg of ik misschien iets kwijt was. Dat was toevallig; ik kwam er net, onderweg van Schiphol naar Dordrecht, achter dat ik mijn portemonnee niet meer had en nu hing er al een hele behulpzame dame aan de lijn.

‘Ja, dat klopt,’ zei ik opgelucht. ‘Wat geweldig dat jullie hem gevonden hebben.’

‘Wat bent u kwijt?’ vroeg ze. Ik was even in de war. Welke mysterieuze gave had zij dat ze wel wist dat ik iets kwijt was, maar niet wat? Maar dat kwam natuurlijk door de slapeloze nacht die we net achter de rug hadden. Mijn brein liep een tandje langzamer vandaag, ze moest het verifiëren natuurlijk.

‘Een witte, langwerpige portemonnee,’ zei ik. ‘Met zwarte tulpen erop gestikt.’

Ik wilde doorratelen dat ik deze jaren geleden in de East Village in New York had gekocht bij een klein winkel dat er nog steeds zat want ik kwam net uit New York en ik was er langsgelopen en toen had ik nog gedacht ‘oh, hier heb ik deze portemonnee gekocht die ik nu min of meer als handtasje gebruik’ want veel cash geld gebruiken we niet meer en het is best een grote portemonnee en hier zit alleen mijn credit card in en het pasje van mijn ziektekostenverzekering in en een inlegkruisje en een tampon en dat zou ze wel erg vreemd vinden maar ik ben ongesteld en ja waar laat je die dingen dan als je geen handtas hebt…

Maar ze onderbrak me al na de tulpen, dat was inderdaad wat ze voor zich had liggen.

Of ik in de mogelijkheid was om hem nu op te halen. Was ik nog in de buurt? Nee, helaas, ik was alweer thuis.

Dan ging de volgende procedure van start: ik moest een Lost & Found formulier invullen op de website van Schiphol Airport. Ik zou een referentienummer krijgen, dat moest ik naar deze vriendelijke dame van de KLM sturen en dan zou zij de portemonnee overhandigen aan de afdeling Lost & Found van onze nationale luchthaven.

Zo gezegd, zo gedaan, en dat ging allemaal heel erg voorspoedig. Fantastische service. Ik kreeg bericht dat ik de portemonnee binnen drie dagen zonder afspraak op kon halen op Schiphol, met mijn paspoort en het referentienummer. Die drie ging ik niet halen, maar daarna had ik nog drie maanden de tijd om het op afspraak op te halen. Ik kon het ook op eigen kosten op laten sturen. Klonk ook goed. Hoeveel kan het kosten, zo’n klein pakje, dacht ik.

In de mail waarin dit allemaal beschreven stond, stonden ook links naar de twee bedrijven die het thuis af zouden kunnen leveren. Ik volgde de eerste link maar kon nergens vinden wat het zou gaan kosten, dus ik vulde het formulier in tot de kosten tevoorschijn kwamen. Zeventwintig euro. Oké, niet heel erg schokkend, maar meer dan ik had verwacht dus ik sloot het scherm af. Het tweede bedrijf rekende exact hetzelfde.

Ik zou ergens in de komende drie maanden wel langs op Schiphol gaan, dacht ik. Ik kom er vaak genoeg langs.

Een paar dagen later kreeg ik een mailtje van het eerste bedrijf. Ik reageerde niet. Wellicht een herinnering omdat ik de order niet had afgerond, dacht ik. Maar twee dagen later kreeg ik weer een mailtje: ze hebben mijn portemonnee, maar eerst moet ik zeventwintig euro betalen.

Ik schreef een vriendelijk mailtje terug en legde uit dat ik van de order af had gezien, dat ik het toch liever zelf kwam ophalen en of ze de portemonnee s.v.p. terug wilden geven aan de afdeling Lost & Found.

Dat gaat dus niet, aldus het meisje aan de andere kant van de mail.

‘Pardon?’

‘U kunt hem wel af komen halen tegen betaling van vijftien euro.’

‘Pardon?’

Dat kunnen ze dus vergeten, dat weiger ik. Ik laat me niet chanteren. Dus heb ik maar een nieuw ticket naar New York geboekt. Voor mei 2018. Nieuwe portemonnee kopen.

 

In de herkansing

‘Welkom!’ met de handen in zijn broekzakken komt Alex de hoek om. Hij loopt ontspannen op me af. We geven elkaar een kus en een stevige, lange hug. Hij is niets veranderd, behalve dan dat hij inmiddels getrouwd is.

‘Hoe lang is het geleden?’ vraagt hij.

‘Acht of negen jaar,’ zeg ik.

‘Zo lang?’

Hij gaat me voor naar deur van het restaurant waar we voor staan, The Greek Kitchen op 889 10th avenue in New York.

‘Is dit oké?’ vraagt hij. ‘Ik kwam hier vorige week langs en het is dicht bij waar we straks moeten zijn.’

We gaan straks naar een concert van Manchester Orchestra in Terminal 5. Eigenlijk zouden we vorige week naar een concert van The Killers gaan, maar ik kwam de avond daarvoor aan in New York en dat leek me niet zo handig. Ik zou tijdens het eten al in slaap gevallen zijn, met mijn gezicht in een bak tzatziki.

‘Zijn we ooit naar die tent in Brooklyn gegaan?’ vraagt hij.

‘Nee, dat hebben we nooit gehaald.’ Ik moet er van blozen, van de herinnering. ‘Heb je de BMW nog?’

‘Nee, ik heb een Audi inmiddels. Stationwagen. Voor de honden.’ Dan de twinkel in zijn ogen die ik negen jaar geleden ook zag.

‘Ah ja, de honden.’

Hij laat me twee filmpjes zien van de Berner sennenhond die sinds een paar maanden hebben, een pup nog.

‘Heb ik je ooit verteld dat je in een boek staat?’ vraag ik.

‘Nee!’ Hij lacht hard, hij vindt het geweldig nieuws. ‘Heb ik mijn eigen hoofdstuk?’

‘Ja.’ Ik moet ook lachen, om zijn enthousiasme. ‘Geen zorgen, niemand zal ooit weten dat jij het bent. Ik heb de namen veranderd.’

Hij moet weer lachen. ‘Dat interesseert me helemaal niets. Ik vind het juist heel erg leuk. Heb je op z’n minst mijn voornaam gebruikt?’ Hij is rechtop gaan zitten.

Alex heet eigenlijk Dimitri en hij heeft zijn eigen (hele korte) hoofdstuk in mijn boek. Voor wie het heeft: pagina 116, ‘Een hete date’. In november 2008 hadden we onze eerste date, kort maar krachtig, zoals het hoofdstukje.

Jaren later zijn we weer in contact gekomen, eerst via LinkedIn, later via WhatsApp.

Nu, negen jaar later, zitten we aan een tafeltje met een blauwwit geblokt tafelkleed, met een glas wijn en dolmades. Bijzonder, toch?

In de tussentijd heeft Dimitri kort samengewoond met een vrouw waar hij zich erg in vergist heeft, zoals hij het zelf zegt, maar is inmiddels dus gelukkig getrouwd met iemand anders. Jaren geleden heeft hij me al een foto gestuurd. Een mooie vrouw, die duidelijk veel tijd en geld aan haar uiterlijk besteedt. Logisch ook, ze werkt bij een kliniek voor plastische chirurgie. Dimitri zelf is inmiddels partner geworden van het advocatenkantoor waar hij al negentien jaar werkt.

Hij vertelt me over de zaak waar hij nu mee bezig is. Hij dacht dat hij vandaag (het is vrijdag 29 september) het slotpleidooi moest houden en heeft er de hele nacht aan gewerkt. Het duurt dan ook niet lang voordat, tijdens het concert van Manchester Orchestra, de vermoeiheid enorm hard toeslaat.

‘Ga alsjeblieft naar huis,’ zeg ik als hij blijft gapen. Hij moet nog een uur rijden naar Long Island.

‘Maar jij moet blijven,’ zegt hij, ‘van het concert genieten.’

Ik stribbel nog even tegen, maar beloof uiteindelijk dat ik zal blijven. Dat doe ik een kwartiertje, dan pak ik de metro naar West 4 en ben blij Steve voor de deur van The Village Underground aan te treffen. Hij vertelt me waarom de VU een extensie van de Comedy Cellar is geworden; elke avond is het uitverkocht. Stand-up comedy is big business. Twee avonden eerder (27 september) waren onder andere Louis C.K. en Amy Schumer er en maakte zowaar Madonna haar stand-up debuut.

http://pagesix.com/2017/09/27/madonna-makes-her-stand-up-debut-with-amy-schumer

Only in New York…

Verder had ik het eerder verkeerd begrepen: de eigenaar Noam heeft Café Wha? verkocht. Wel heeft hij het restaurant boven de Comedy Cellar en daar speelt hij met een paar oude bekenden nog muziek.

Ik ga langs het restaurant, zeg wat mensen gedag en drink een wijntje aan de bar. Ik herken Dave Attell, hij zal wel optreden beneden. Om 1 uur ’s nachts loop ik terug naar het appartement. Een beetje rozig van de wijn, de muziek, de oude bekenden.

Het is druk in de East Village. Overal staan mensen op de stoep te drinken en te praten. Ik loop langs een groepje.

Hey girlfriend,’ hoor ik. Ik kijk schuin omhoog. Het is een lange, aantrekkelijke, donkere man die wellustig naar me glundert. Ik bedank hem voor het compliment met een speelse glimlach terwijl ik langsloop.

God, I love this city.

 

 

Geen echte vakantie

‘Ik baal ervan dat ik mijn kinderen geen echte vakantie kan geven.’

Aan het woord is een man die door zijn scheiding met een hoge restschuld zit. Een bekend verhaal voor mensen die in de crisis zich gedwongen zagen het gezamenlijke huis, dat flink onder water stond, te verkopen.

Geen echte vakantie? Wat is een echte vakantie? Hoezo echte vakantie? Wij gingen nooit op vakantie, ik ben daar helemaal niet slechter van geworden. Ja, vroeger, toen ik klein was, gingen we nog wel met de camper op stap. Zo’n prachtige Volkswagenbus met een reservewiel voorop en een dak dat je omhoog kon zetten. Dan had je er nog twee bedden bij, een soort hangmatten waren dat, van strandstoelenplastic waar je met je blote huid aan bleef plakken.

Waar we naartoe gingen weet ik niet eens meer, dat zijn niet de dingen die je onthoudt. Ik herinner me een Duits vriendinnetje op de camping dus we zullen in ieder geval in Duitsland zijn geweest. Ik rende naar mijn moeder voor een vertaling. ‘Kuck mal’ was het eerste Duits dat ik sprak. Van haar moeder kreeg ik een varkenspoot. Om te eten en dat was best lekker. Dat soort dingen vergeet je niet meer, zo’n hoef op je bord.

Maar dergelijke herinneringen kun je toch ook prima opdoen op de camping in Nederland, Duitsland of Frankrijk? Is een vakantie pas ‘echt’ als je er ver voor moet reizen? Het vliegtuig instapt?

Nee hoor, voor mij is vakantie al een lange tijd: thuis. Maar goed, ik verkeerde dan ook in de luxe positie dat ik voor mijn werk veel van de wereld heb mogen zien en liever thuis bleef als ik vrij was.

Ik vind het jammer dat sommige co-ouders denken dat ze hun kinderen tekort doen als ze geen ‘echte’ vakantie kunnen bieden. Wanneer is dat de norm geworden? Wij zijn toch allemaal opgegroeid in een tijd dat de vakanties aan te rijden waren? Dat waren échte, ouderwetse, degelijke vakanties hoor.

 

Slagroomdruk of -drug

Ik heb jaren in de horeca gewerkt, daar gebruikten we professionele, metalen slagroomspuiten waar gaspatronen in moesten, voor de druk neem ik aan.

Een jaar, misschien anderhalf jaar, geleden begon het me op te vallen dat die patronen op straat lagen. Eerst zag ik er eentje. ‘Oh ja, patroon voor de slagroomspuit, die ken ik nog wel,’ dacht ik. ‘Een vreemde plek om die te verliezen’, maar verder denk je er niet over na.

Op een dag zie je er nog één liggen, en soms een paar bij elkaar. Dat is toch wel erg vreemd. Het vermoeden dat het hier om massaal misbruik van slagroomspuitpatronen gaat begint te dagen en werd voor mij uiteindelijk twee weken geleden bevestigd.

Maar hoe? vraag ik me dan af.

In de patronen zit lachgas – dat wist ik niet – dat in een ballon gespoten wordt en dan ademen de gebruikers het in. Als je meer wilt weten, dit artikel legt het erg goed uit, de effecten en de gevaren .

http://www.sevendays.nl/nieuws/ministerie-gaat-lachgas-onderzoeken

Apart eigenlijk, dat dit nu zo in de mode is. Het effect van lachgas is allang bekend, de patronen zijn ook al lange tijd beschikbaar. Wie begint er met zoiets en hoe wordt zoiets een hype? Dat vind ik nou fascinerend.

Doet me denken aan de gympies, met de veters aan elkaar gebonden, hoog aan de lantarenpalen of elektriciteitsdraden geslingerd. In New York. Maar ook aan onze eigen brug van Dordrecht naar Zwijndrecht, boven het skatepark. Heeft u daar wel eens op gelet? (Mits ze er nog steeds hangen trouwens.) Weet u wat dat oorspronkelijk betekent? Dat een dealer op die hoek verkoopt. Moet je ook maar weten.

En als ik dan toch bezig ben, weet u wat de gedachte is achter die afgrijselijke modetrend waarbij jongens in hun boxershorts rondlopen met hun broek onder hun billen? Omdat in de gevangenis je riem wordt afgenomen. Gangster style dus, dat ze constant hun broek met één hand omhoog moeten houden. En dan vinden ze dat vrouwen raar bezig zijn door schoenen te kopen waar je niet op kunt lopen…

Maar goed, even terug: Slagroomspuitpatronen zijn dus de nieuwe naalden? Zodat iedereen kan zien dat daar iemand high geworden is? Lachen man. Maar niet heus.

Pandora’s box

Als je denkt: ik mis een hoarder in mijn leven en ik wil toch eens zien hoe deze dwangmatige verzamelwoede er in het echt uitziet, en hoe het aanvoelt, dan kan ik je een bezoekje aan Pandora in Dordrecht van harte aanbevelen.

Van hun eigen website valt te lezen:

Pandora is gevestigd in een rijksmonument uit 1735 in de oude binnenstad van Dordrecht. In dit monumentale pand werd in 1850 de eerste Dordtse schouwburg geëxploiteerd. In deze unieke sfeer verkoopt Pandora al sinds 1981 tweedehands boeken, curiosa, kunst & antiek, teveel om op te noemen. Twee van de vier vertrekken zijn gevuld met boeken op vrijwel elk gebied.

En inderdaad, om die boeken is het mij vaak te doen. In twee aaneengesloten vertrekken, twee aaneengesloten panden eigenlijk, is een labyrint van boekenkasten gebouwd. In de achterste ruimte zijn de sierlijke details van de (hele kleine) schouwburg in tact gelaten.

Het is gemakkelijk elkaar kwijt te raken tussen de stellingen en als ik er weer eens rondsnuffel, hoor ik geregeld een vrouw roepen naar haar man. ‘Henk! (of Jan! of Kees!) Henk! Waar ben je?’

Soms hoor je een weggemoffeld en weinig overtuigend: ‘Ik ben hier’ ergens achter vandaan komen.

Mannen roepen nooit naar verdwaalde vrouwen, bedenk ik mij nu.

Ik ga er vanmiddag naartoe, op zoek naar boeken over crime en crime fighters. Boeken uit het genre true crime, studiemateriaal voor een schrijfopdracht. Als ik me volgende week niet meld hier op mijn blog, kom me dan zoeken?

En als ik ergens in het najaar helemaal spoorloos verdwijn, dan is er mogelijk iets anders aan de hand. Meer kan ik er niet over zeggen, over deze spannende opdracht. ;-p

Of ik lig gewoon ergens op een zonnig strand bij te komen, dat kan natuurlijk ook.

 

Al het goede komt in drievoud

Tweeënvijftig weken in een jaar, maar drie goede vriendinnen pikken precies deze week om naar Nederland te komen. Een vriendin uit Australië, een uit Duitsland, een uit IJsland. Twee van de drie logeren bij mij. Uiteindelijk sluit de planning naadloos op elkaar aan, maar bijzonder blijft het wel.

Schitterend, zo’n internationaal leven. Wat is de wereld toch klein, denk je dan, als je via WhatsApp, skype en facebook, contact kunt onderhouden met mensen in Amerika, Afrika en Australië. Niet dat ik erg goed ben in het onderhouden van contacten overigens, maar bevoorrecht voel ik me wel met vrienden en kennissen over de hele wereld.

En hoe bijzonder dat je er binnen 24 uur naartoe zou kunnen reizen, als je wilt. Zo lang is het nog niet geleden dat brieven er maanden over deden en mijn oma een half jaar weg was als ze met de boot naar Nieuw-Zeeland ging om mijn oom op te zoeken. Twee maanden heen, twee maanden daar en twee maanden terug. Of de schreeuwend hoge telefoonrekeningen, ook nog heel recent. Of het extra dun briefpapier voor luchtpost, met een rits postzegels alsof je de koopzegels van de Albert Heijn erop geplakt had. Kortom, de wereld wordt kleiner en groter tegelijk omdat je nu over de hele wereld kunt werken, verliefd kunt worden en vrienden kunt maken.

En hoeveel groter wordt je waardering voor de vrienden die op loopafstand wonen en waar je altijd kunt binnenvallen, want als de nood hoog is, je iemand mist, of elkaar nodig hebt (of denkt nodig te hebben), is elke kilometer, elke meter er één teveel. Dan is de afstand wreed en de wereld ineens veel te groot.

Maar goed, deze week besloten drie lieve vriendinnen naar Nederland af te reizen. Al het goede komt in drievoud, zegt men. Doet me denken aan mijn tijd in New York, de dagen waarin ik met beddengoed en handdoeken liep te sjouwen naar de wasserette, en de bezem weer door mijn appartement haalde om alles weer strak te trekken voor de volgende logés. Fantastisch dat het allemaal kan, denk ik dan.

De dood of de gladiolen

‘De dood of de gladiolen,’ riep iemand vanmorgen. Ik keek opzij. Die heb ik lang niet gehoord, dacht ik. Klinkt wel lekker eigenlijk. Het bleef de hele dag in mijn hoofd zitten. Een strijdkreet die bij tijd en wijle door mijn gedachten schoot, alsof ik last van Gilles de la Tourette syndroom had, maar dan alleen in mijn hoofd.

De dood of de gladiolen! De dood of de gladiolen!

Rare uitdrukking eigenlijk, dus die heb ik even opgezocht en dan kom je (bijvoorbeeld) al snel uit bij de fantastische website van Het Genootschap Onze Taal – geweldig nuttige site, ook voor taaltrainingen – en dan staat er, en ik citeer:

De dood of de gladiolen betekent ‘ik waag het erop: het wordt een mislukking óf een glorieuze overwinning’, ‘alles of niets’.

Oké, tot zo ver wist ik het. Het volgende vond ik een beetje slap en niet erg aannemelijk:

Deze uitdrukking komt waarschijnlijk uit de wielersport. Als een wielrenner een koers of rit gewonnen heeft, krijgt hij/zij op het podium een grote bos bloemen (de ‘gladiolen’). Om te kunnen winnen, moet een wielrenner vaak al zijn krachten aanspreken én het lef hebben om een beslissende versnelling te plaatsen. Dat geldt vooral voor massasprints, want daarin worden er veel risico’s genomen. De wielrenner Gerrie Knetemann (1951-2004) wordt vaak genoemd als de bedenker van de dood of de gladiolen, maar het is lang niet zeker of dit terecht is.

Gelukkig is (zelfs) het Wielerwoordenboek (jaja) het daar ook niet mee eens:

In het Wielerwoordenboek (2010) staat dat de uitdrukking waarschijnlijk verwijst naar de gladiatorengevechten bij de Romeinen. Een gladiator werd ófwel gedood (bij verlies) ofwel bedolven onder de gladiolen (bij winst). Het Latijnse gladio betekent ‘zwaard’; dit woord zit zowel in gladiator als in gladiool. De plant waarvanaf de bloemen worden gesneden, heeft namelijk zwaardvormige bladeren. Sommigen verwijzen naar het verhaal dat gladiatoren onder hun kleding de wortel van de gladiool verborgen. Zij dachten dat dit zou werken als een amulet: de wortel van de gladiool (met zijn bladeren die op zwaarden lijken) zou ze helpen in het zwaardgevecht. In de naslagwerken is helaas niets terug te vinden over de gladiool als overwinningsbloem bij de gladiatoren of als amulet.

Dat klinkt al veel aannemelijker. En waar ik zelf ook meteen aan moest denken, Nijmegen:

De uitdrukking wordt ook vaak gebruikt in verband met de Nijmeegse Vierdaagse, het jaarlijkse internationale wandelevenement. De lopers die de wandeltocht hebben volbracht, krijgen namelijk gladiolen van het publiek. De weg naar de finish heet die dag zelfs Via Gladiola.

Weer wat geleerd lieve mensen.

Ga ik nu even repeteren met de meiden van Binnenstebuiten voor het theaterstukje (getiteld: Love me Tinder) dat we aanstaande zaterdag (1 juli, om 21:25 uur, Kunstmin, kleine zaal) opvoeren tijdens het Dordt op Planken (DOP) festival.

De dood of de gladiolen, meiden!