De roltrap

De sportschool waar ik de koekjes en de taartjes en de chocolade teniet probeer te doen, is een vestiging van David Lloyd. Onze sportschool zit op de eerste verdieping, boven een Albert Heijn, een Aldi, een Runnersworld en een Gall & Gall. Om boven te komen kan men kiezen tussen een lift of een roltrap. Er is geen gewone trap.

Ik herinner mij een spottend bedoelde foto van een sportschool in Amerika. Voor het pand waren brede trappen en aan de zijkant was een escalator. Een dame die duidelijk wel wat beweging kon gebruiken – en die dat, te zien aan de sportkleding die ze droeg, inderdaad van plan was te gaan doen op de sportschool –, nam niet de trap maar stond op de roltrap te kijken naar de grote grijze parkeerplaats waar een aantal auto’s zo dicht mogelijk bij de ingang geparkeerd stonden. Dat beeld is me altijd bijgebleven; we gaan naar de sportschool om energie te verbruiken, maar de voor de hand liggende beweging laten we aan ons voorbij gaan.

Laatst kwam ik de sportschool uit en waren twee kinderen, een jongen en een meisje van een jaar of vijf of zes, aan het spelen op de roltrap. Mijn eerste gedachte was: ‘Waar zijn de ouders?! Wat als hun vingertjes…’ maar ik liet het los. De kinderen hadden zo ontzettend veel schik in het naar boven en beneden gaan met de roltrap, dat ik niet anders kon dan glimlachen om dit eenvoudige geluk. Het jongetje stond een paar traptreden voor mij en ging mee naar beneden, het meisje kwam juist omhoog en toen ze elkaar schaterlachend passeerden zwaaiden ze uitbundig naar elkaar. Dit was de allerleukste uitvinding ooit. Dat was duidelijk.

Wie verzint er dan zoiets? Wie zit er zuchtend naar een trap te kijken en denkt “pfff… moet ik heel die trap op? Kan die trap niet bewegen, dat ik dan stil kan blijven staan?”

Nou, dat was Charles Seeberger. Tenminste, hij heeft de eerste roltrap gemaakt als attractie op Coney Island in New York in 1896. De Amerikaan Nathan Ames vroeg al in 1859 patent aan voor zijn ‘roterende trap’ maar heeft het idee nooit uitgevoerd.

Zo, weet je dat ook weer.

Te gast: Jan Stroeve

Deze week iets nieuws: een gastoptreden, en wel van Jan Stroeve.

Je kunt Jan volgen via zijn eigen website of via facebook.

Jan schrijft, dicht, tekent, zingt, schildert, danst en maakt theater. Als puistige puber van vijftien leerde ik hem kennen als de schrijver, choreograaf en regisseur van de eerste musical waar ik aan mee mocht doen. Het schrijven en regisseren deed hij overigens samen met Peter Marijnissen, die zijn vaste plek achter de piano had.

Jan heeft onder andere boeken en gedichten voor kinderen geschreven en in november komt er een heel bijzonder boek met illustraties van Jan op de markt, namelijk: ‘Zo tollig en zwarrig, waantaal van Nico’.

In ‘Zo tollig en zwarrig’ zijn zinnen te lezen van de welbespraakte Nico, die zich na zijn 95ste jaar, van de ene op de andere dag, in een andere taal ging uitdrukken. Zo zei hij bijvoorbeeld: ‘Het wordt een tammende weg met fijn en schik en zolf’.

De zinnen werden opgetekend door Elseline Knuttel die zich verwonderde over Nico’s nieuwe taal, die soms grappig maar vooral ontroerend en onverwacht poëtisch bleek. Jan raakte hierdoor zo geïnspireerd dat hij de zinnen voorzag van illustraties.

Vanaf 29 oktober zijn Jans illustraties ook te zien in pop-up galerie De Waan in Dordrecht.

Op Jans website, onder ‘Nieuws’ vind je een aantal van zijn heerlijke columns, waarvan hier een voorbeeld, door mij uitgekozen met oog op dierendag deze week.


HELLO GOODBYE

Vanochtend landde er op Schiphol een vlucht jonge hondjes. Vriendin B had een paar maanden geleden via een zieligehondjessite een kleine haarbal uitgekozen. Die vloog vandaag, met een aantal lotgenoten vanuit Cyprus naar Nederland. Of ik mee wilde om Punk of Puck of Ploef op te halen? Iets met een P in elk geval. De definitieve naam, zo voorspelde B, zou zich openbaren zodra ze het beestje in haar armen had, als bij goddelijke ingeving. Natuurlijk wilde ik mee! Dol als ik ben op programma’s als Hello Goodbye mocht ik de hondenvariant ervan niet aan me voorbij laten gaan.

Dat we veel te vroeg op Schiphol aankwamen is mijn schuld. De angst om te laat te komen is diepgeworteld. Altijd bang om de boot te missen, mensen te laten wachten of voor een gesloten incheckbalie te staan. De NS campagne ‘Fluiten = niet meer instappen’ is dan ook niet aan mij besteed. Meestal loop ik een kwartier te vroeg het perron op, precies op tijd om de vorige trein te missen. Noem het een nogal krampachtige verhouding met het begrip ‘tijd’. Zelfs de houdbaarheidsdatum op een pak melk houd ik nauwlettend in de gaten.

Gelukkig ben ik hierin niet uniek want er blijken zich al een aantal aspirant-hondenbezitters op de afgesproken plek te hebben verzameld. Het gezelschap bestaat voornamelijk uit vrouwen die op samenzweerderige toon hondenweetjes met elkaar delen als; ‘ik zou d’r ontlasting goed in de gaten houden.’ Of het nu een zelf uitgedokterd wondermiddel is voor een glanzende vacht of een methode om je pup binnen 3 dagen zindelijk te krijgen; deze vrouwen weten waar ze het over hebben. De paar mannen die mee zijn gekomen, spelen vandaag een ondergeschikte rol. De meeste staan aan de periferie van de groep met glazige ogen te wachten tot ze hier weg mogen. Een zweterige dikke man draait getergd shagjes, wachtend om ze eindelijk te mogen opsteken.

Dan maakt Fenna van stichting Puppyhome luidruchtig haar entree; ‘Nou, hij is fijn!’ Met een stem waarmee je zelfs een galopperende kudde buffels tot stilstand krijgt neemt ze bezit van de aankomsthal: ‘We hebben dus een half uurtje vertraging’. De zweterige man stopt met shagjes draaien, de dames bevriezen midden in hun zinnen. Fenna rommelt in een onordelijke stapel papieren en deelt ondertussen ongevraagd haar levensgeschiedenis en medisch dossier met ons; 1 overleden man, 7 honden, 4 katten en een instabiele heup.

Het half uur wordt een uur en nog steeds is er geen Cypriotisch hondje te bekennen. De vrouwen zijn zo langzamerhand door hun repertoire heen, de shagdraaiende man is ongezien weggeslopen en van Fenna weten we nu ook nog dat ze een moeder met wondroos heeft. Maar dan eindelijk kondigt zich met hoog gekef de verlossing aan. Iedereen veert op. De glazen schuifdeuren openen zich en 2 karren met kratten worden de hal ingereden. We dringen allemaal naar voren, I-phones in de aanslag. Een voor een worden de hondjes voorzichtig uit de kratten getild en overhandigd aan vertederde baasjes. In trance komt B met een trillend hoopje hond naar me toe gelopen. ‘Puck’, zegt ze, ‘zo gaat ze heten’. Misschien zijn jonge hondjes wel uitgevonden om af en toe even te mogen huilen.

 

 

I put a spell on you

Het is gênant.

Ik zal het maar gewoon bekennen.

Ik heb iets met Harry Potter.

Ik ga elke avond met hem naar bed, en eigenlijk wil ik me overdag ook niet van hem losmaken. Het begint een probleem te worden want ik had mij voorgenomen van alles te gaan doen deze zomer: minstens 500 woorden per dag schrijven, minstens een uur bewegen, klusjes in en rond mijn huis, maar liever lig ik dus in bed met Harry.

Vandaag bereikte ik een nieuw dieptepunt: ik overwoog serieus om geen boodschappen te gaan doen (Had ik het echt vandáág nodig? Hoe lang kon ik nog overleven met wat ik in huis had?), en om niet naar Yoga te gaan. Het snode plan was om in plaats daarvan stilletjes met Harry op de bank te kruipen en de boel de boel te laten. Het is om me voor te schamen, ik weet het. Het zijn kinderboeken, ik weet het. Maar ik kan ze gewoon niet wegleggen, ik wil ze uitlezen en dat terwijl ik allang weet hoe ze eindigen want dit is de derde of vierde keer dat ik ze lees. En alle films heb ik ook al meerdere malen gezien (laat ik nu alles maar op tafel gooien).

In mijn verweer: ik lees ze in het Engels. En het is niet zo dat ik nu naar dat Harry Potter pretpark wil, of dat ik toverstafnijd heb. Ik kan de boeken gewoon niet wegleggen.

Wat is het toch dat maakt dat deze boeken mij zo kunnen betoveren? Dat ik ze voor de derde of de vierde keer wil lezen en ze weer niet weg kan leggen?

Misschien is het, zoals ik nu op de Schrijversvakschool leer, dat je de meest vergezochte fictie kunt opschrijven zolang je de fictieve wereld geloofwaardig kunt maken. Dat weet iedere lezer wel – onbewust misschien – maar nu, op school, leren we het analyseren en toepassen.

Veel fantasy verhalen, of science fiction, vind ik moeilijk om in te komen. Lord of the Rings bijvoorbeeld, daar kom ik dus niet doorheen.

J.K. Rowling brengt, met haar levendige details en zintuiglijke beschrijvingen, een wereld tot leven die je als lezer volkomen bereid bent te geloven. Ik tenminste wel. En wat heel slim gedaan is: je ontdekt deze nieuwe wereld samen met Harry, je valt er niet als buitenstaander midden in. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor ‘Alice in Wonderland’. Als je even veel of even weinig weet als de hoofdpersoon, dan schept dat een band met dit personage en wil je weten wat er op de volgende bladzijde gebeurt. Je leeft mee. Je zit aan de grote eettafels met de personages en krijgt trek van al het eten dat je van de pagina’s ruikt, proeft en ziet. Je hoort de stemmen van de honderden studenten om je heen. Je kijkt op en ziet de docenten aan de lange tafel zitten. Ik vind het meesterlijk.

Over de Schrijversvakschool gesproken trouwens; ik heb voor alle vakken een positief advies gekregen om door te gaan naar het volgende jaar, van alle zeven docenten. Dit betekent dat ik mag kiezen welke twee vakken ik wil gaan volgen. Welke twee dat worden, ben ik nog niet helemaal uit. Wat wel uit mijn beoordeling naar voren kwam, is dat mijn gebruik van de Nederlandse taal erg conventioneel is, erg oppervlakkig, weinig poëtisch en dat is niet zo vreemd: ik leef al bijna twintig jaar volkomen tweetalig (Nederlands en Engels). Ik lees en schrijf in beide talen minstens evenveel, ik denk zelfs dat ik meer in het Engels lees en schrijf, dan in het Nederlands.

Toen mijn boek zo’n twee jaar geleden voor het eerst door de uitgever werd beoordeeld, zei ze dat ze inderdaad kon zien dat ik veel Engels las en/of schreef. Sindsdien ben ik bewust Nederlandse schrijvers gaan lezen. Vandaar ook de Literaire Juweeltjes, om te proeven van verschillende Nederlandse schrijvers. Maar een fictieve wereld die mij zo compleet kan absorberen als de wereld van Harry Potter ben ik nog niet tegengekomen in de Nederlandse literatuur.

Harry Potter lees ik voor mijn plezier, net als Roald Dahl. Het is een absolute traktatie als een fictieve wereld, in boekvorm of in de vorm van een film of een serie, mij zo kan opslorpen dat ik de echte wereld even kan vergeten. Dan is dat een beetje vakantie. En dat is natuurlijk wat een goed boek voor je zou moeten zijn: een kleine vakantie voor je hersenen.

Schrijversvakschool Recycled #2

Op zaterdagen zit ik op de Schrijversvakschool in Amsterdam. Dat wil zeggen: zat. Afgelopen zaterdag hadden we onze laatste les voor dit jaar. Aanstaande zaterdag hebben we de beoordelingsgesprekken en horen we of we door mogen naar het tweede jaar.

Dit was een schrijfopdracht voor onze lessen Schrijftraining. Voor wie het ook wil proberen, de opdracht was: Schrijf een dialoog tussen twee personen. Er moet iets op het spel staan, persoon A wil bijvoorbeeld iets gedaan krijgen van persoon B. Stoffeer de dialoog met handelingen, waarnemingen en gedachten. Gebruik directe en indirecte reden. Denk aan het gebruik van subtekst (dat wat bedoeld wordt, maar niet gezegd).

Met het oog op Vaderdag aanstaande zondag; hier een dialog tussen twee mensen die misschien niets van elkaar gedaan willen krijgen, maar elkaar wel op de kast proberen te jagen.


Dialoog

‘Ben je lesbisch?’ vraagt hij. Ik kijk hem aan. Zijn blauwe ogen lijken lichter geworden met de jaren, of het komt omdat zijn pupillen klein zijn en het blauw daardoor beter uitkomt.

‘Nee, Pa, ik ben niet lesbisch.’

‘Waarom heb je dan geen vriend?’

Ik zwijg en haal diep adem. Het ruikt hier naar bouillon. Ik kijk rond. Er praten maar weinig mensen met elkaar. Iedereen wacht, sommigen met een wit plastic slabbetje om. Knokige handen draaien messen om. De schuifpui naar een keurig verzorgde binnentuin staat open; het is een warme dag voor de eerste week van april. Een uurtje nog. Wat is nou een uur op een mensenleven. Ik heb in ieder geval mijn best gedaan.

‘Hoe oud ben je nu? Tweeënveertig?’ vraagt hij.

‘Zesendertig.’

‘En wanneer was je ook al weer jarig?’

Met het puntje van mijn tong ga ik langzaam langs mijn tanden en kiezen. ‘Januari.’

‘Oh ja. Ik dacht dat het februari was,’ zegt hij. ‘Kun je het voor me opschrijven? Je verjaardag? En je telefoonnummer.’

Ik pak mijn tas van de vloer, pak er een blauwe Pilot pen uit en scheur een vel van het notitieblokje dat ik bij me heb. Ik schrijf mijn naam, mijn geboortedatum en mobiele nummer in grote, duidelijke letters voor hem op. Ik schuif het over de tafel naar hem toe.

‘Alsjeblieft.’

‘Dank je.’ Hij vouwt het twee keer dubbel en stopt het in de borstzak van zijn flanellen shirt. Hij zal me niet bellen. Elk jaar schrijf ik mijn volledige adres en telefoonnummer op de kerstkaart. Hij belt me nooit. Hij stuurt nooit een kaartje naar mijn adres.

Een vrijwilligster komt van achter mij vandaan aanlopen met de borden. Mijn vader kijkt mij aan en werpt dan een opzettelijke blik op de enorme borsten van de vrouw. Hij kijkt weer terug naar mij alsof hij wil zeggen: heb je die memmen gezien?! Als de vrouw achter hem staat en een bord voor mijn vader neerzet, knikt hij nog een paar keer opzij voor het geval ik de boodschap nog niet begrepen had. Ik negeer hem en glimlach verontschuldigend naar de vrouw. Ik bedank haar voor het eten. Misschien wil mijn vader ‘maatjes’ zijn, maar hij deelt altijd de verkeerde dingen met me. Zo heeft hij me ooit verteld dat hij nog maagd was geweest toen hij met mijn moeder trouwde. ‘Ik bedoel,’ had hij erbij gezegd, ‘ik had wel meisjes aangeraakt…’ Hij had zijn hand in de lucht gestoken en zijn vingers bewogen.

 

We eten onze varkensfilet met aardappelen, boontjes en appelmoes in stilte. Mijn vader kauwt nauwelijks. Ik probeer me voor te stellen hoe hij op een dag in zijn kist zal liggen. Wat zal ik voelen? Spijt? Verdriet? Niets?

‘Wat wil je eigenlijk, als je doodgaat?’ vraag ik, ‘begraven of gecremeerd?’

Hij deinst een beetje achteruit. ‘Begraven natuurlijk. Ik ben christelijk.’

‘Oh ja, natuurlijk. De wederopstanding,’ zeg ik. ‘En waar wil je begraven worden?’ Hij haalt zijn schouder op. ‘In Friesland? Bij je ouders?’

‘Nee,’ zegt hij. Zijn felheid verbaast me. ‘Niet bij mijn ouders.’

‘Oké,’ zeg ik. ‘En waar liggen je papieren?’

‘In het wandmeubel.’ Hij kijkt naar beneden en wrijft met zijn vlakke hand over het formica tafelblad.

Ik bekijk hem aandachtig, bijt zachtjes op de binnenkant van mijn onderlip en zucht. ‘Wil je koffie?’ vraag ik.

De OV-chipkaart

Ergens vind ik het wel jammer, dat de zuilen voor de OV-chipkaart op stations worden vervangen door de poortjes. Het voordeel is natuurlijk dat je niet snel meer zult vergeten uit te checken, maar ik zal de opa’s, oma’s en andersoortige geliefden missen die op het perron staan terwijl de vertrekkende mensen zich nestelen in een plekje bij het raam.

De vertrekkers praten vaak nog tegen de persoon op het perron door het drie-dubbeldikke veiligheidsglas, op een speciaal voor deze gelegenheid, gedempte toon omdat ze ook wel weten dat de achterblijvers ze niet kunnen horen, maar hopen dat deze kunnen liplezen. Mensen zwaaien naar elkaar, werpen handkusjes, de persoon op het perron kijkt opzij om te zien of de deuren nu eindelijk dicht gaan. Nog een keer zwaaien. ‘Nou, dag! Dag!’ Dat gaat dus niet meer. Nu moet men afscheid gaan nemen bij de poortjes, net als bij de douane op Schiphol.

Ook zal ik de wonderlijke choreografie missen van de mensen die tegen de zuilen aan staan te rijden omdat de portemonnee met OV-chipkaart in een broekzak of jaszak zit. De zuilen hebben heel wat kruisen/kruizen (mag allebei) en billen gepresenteerd gekregen, maar ook dit zal niet vaak meer gebeuren helaas.

De OV-chipkaart is in 2005 voor het eerst geïntroduceerd in Rotterdam, maar heeft pas in 2011 de strippenkaarten in heel Nederland vervangen. In de jaren 2007 tot en met 2010 zat ik in New York en ik weet nog dat ik het allemaal maar lastig vond als ik in Nederland op bezoek was, zo zonder OV-chipkaart. Het heeft ook erg lang geduurd voor ik een kaart op naam heb aangevraagd toen ik weer in Nederland woonde, daar moest ik eerst een anonieme kaart met nog 75 euro tegoed voor verliezen trouwens, ik hoop dat iemand die dit hard kon gebruiken hem gevonden heeft.

Nog steeds vind ik het huidige systeem een obstakel voor toeristen en dat vind ik jammer; andere wereldsteden lijken dat toch beter geregeld te hebben. De anonieme kaart die eenieder gewoon bij de automaat kan kopen, zou een prima oplossing kunnen zijn voor toeristen, ware het niet dat, om deze te kunnen gebruiken voor de NS, er minimaal 20 euro op moet staan. Dat vind ik nogal wat, want als je na je weekendje Amsterdam de trein naar Schiphol wilt pakken, eindig je dus met zo’n 16 euro op je kaart waar je niets meer aan hebt. Dus kun je beter losse treinkaartjes kopen, maar word je afgestraft als je alleen met creditcard kunt betalen of als je in de lange rij gaat staan voor het loket, want bij beide betaal je 50 cent extra als ik het mij goed herinner. Dat is toch niet aardig?

Overigens, op station Dordrecht kun je óf naar beneden – via de spoortunnel – naar de uitgang, óf je kunt de trap op en dan via een loopbrug boven de sporen langs naar buiten. Afgelopen januari waren de zuilen op de loopbrug net vervangen door poortjes. Ik kwam laat terug uit Amsterdam toen ik ze voor het eerst zag en heb er hartelijk om staan lachen: twee van de drie poortjes waren voor rolstoelgebruikers, één voor ARRIVA en één voor de NS. Heel attent, ware het niet dat er geen lift was en er dus nooit een rolstoelgebruiker gebruik zou gaan maken van de spoorwegovergang.

Van de week nam ik weer de spoorwegovergang en ik zag dat de poortjes inmiddels waren vervangen door drie ‘standaard’ poortjes. Wat had ik graag de gezichten willen zien van de mensen die hier over gaan, op het moment dat ze zich de vergissing realiseerden…

Alzheimer

Jan Jansen is een van de meest flamboyante figuren van Dordrecht. Jean Jacques, zoals hij zichzelf graag met veel flair voorstelt. Een energieke man, charmeur eerste klas. Sikje, dasje, wilde grijze krullen. Hij is slank en niet erg groot. Hij zal inmiddels dik in de zeventig zijn, maar is moeilijk in te schatten.

Wat hij doet of deed heb ik nooit goed begrepen, iets met kunst. Ik kwam hem vroeger vaak in de trein tegen, naar Rotterdam, toen ik nog in Rotterdam studeerde. Dan keken we elkaar alleen maar aan, in de rookcoupé. Hij glimlachte schalks naar me.

‘Als jij binnenkomt,’ vertrouwde Jean Jacques mij ooit een keer toe na een paar glaasjes port in het lokale café, ‘dan kom jij binnen!’ Hij maakte zich groot, zwaaide met zijn armen in het rond.

Altijd stond hij midden op de dansvloer bij de Dordtse Jazz Sociëteit, draaide telkens weer een andere dame zwierig in het rond, was altijd zo trots als een pauw. Hij hield van ons allemaal, alle vrouwen.

Vanochtend kom ik hem tegen. Hij is met een jongere man – het zou zijn zoon kunnen zijn – die iets weg wil gooien in de prullenbak aan de overkant en voor hem uitsnelt. Halverwege de straat kruisen Jan en ik elkaar.

‘Hallo!’ zeg ik monter.

‘Halloooo!’ Hij staat stil, recht zijn rug. Zijn ogen worden groot, ogen die hun glans nooit hebben verloren. Hij kijkt mij stralend aan. ‘Kent u mij dus?’

Ouch!

Ik lach onbeholpen, ben van mijn stuk gebracht. ‘Ja. Ha ha.’ Maar het voelt als een stomp in mijn maag.

Ah nee! Alzheimer?! Echt?! Jean Jacques ook al?! Sh*t!

Het is opvallend hoeveel mensen in mijn omgeving het laatste half jaar te maken hebben gekregen met alzheimer, zij het zijzelf of hun ouders. Het lijkt wel een virus. Kanker, hersenbloeding of alzheimer. Schering en inslag.

Een beetje educatie, geleend van wikipedia: In 1901 beschreef de Duitse psychiater neuropatholoog Alois Alzheimer voor de eerste keer de ziekte. De patiënt was een 50-jarige vrouw met de naam Auguste Deter, die in dat jaar opgenomen was in de psychiatrische inrichting. Alois Alzheimer begeleidde de vrouw tijdens haar ziekenhuisopname en was geïnteresseerd in de zaak. Na haar dood in 1906 deed hij een autopsie op haar hersenen en beschreef eiwitophopingen – amyloïde plaques – aan de buitenkant en rondom de hersencellen. Binnenin de hersencellen bemerkte hij de aanwezigheid van kluwen vezels, de neurofibrillaire kluwen.

Er is nu geen enkel geneesmiddel dat de ziekte van Alzheimer kan genezen. Voorgeschreven middelen bestrijden voornamelijk de symptomen en of vertragen het ziekteverloop. Er wordt volop onderzoek gedaan naar een medicijn voor Alzheimer.

In Nederland hebben ruim 270.000 mensen dementie (januari 2016). Als je meer over dementie en alzheimer in Nederland wil weten, kijk dan op de site van Alzheimer Nederland.

Hier vind je een factsheet, cijfers rond dementie in Nederland. Heel interessant.

Om dit zeer droevige onderwerp toch op een vrolijke noot te eindigen: Het magazine voor donateurs van Alzheimer Nederland heet “Alz…”

Dan moet ik tegen beter weten in toch lachen. Dat vind ik humor. Briljant.

 

Schrijversvakschool Recycled #1

Voor wie dat nog niet had meegekregen, op zaterdagen zit ik op de Schrijversvakschool in Amsterdam. Aan het begin van het schooljaar had ik alle intentie om stukjes huiswerk te hergebruiken op mijn blog, maar buiten een paar brouwseltjes voor poëzie heb ik dit eigenlijk nooit gedaan. Vandaag dus een primeur. Dit was een schrijfopdracht voor onze lessen Schrijftraining. Voor wie het ook wil proberen, dit was de opdracht:

In de les: Beschrijf een vrouwelijk personage; wat zijn haar gewoontes, wat zijn haar afwijkingen, haar haardracht, haar kleding.

Huiswerk: Het is 8.30 ’s ochtends. Er klinkt een oorverdovende knal. Op 1 hoog loopt een vrouw (jouw personage?) naar het raam en kijkt naar de overkant, waar het gordijn wordt opengeschoven. Beschrijf de situatie vanuit de vrouw + vanuit het personage aan de overkant. Er is geen dialoog tussen de twee. Circa 500 woorden.

Op één hoog

Als ze het donkerblauwe velours gordijn opzijschuift, ziet ze dat de rode nagellak van haar rechtermiddelvinger afgebladderd is. Ze fronst. Niet vergeten bij te werken voor Steven komt. Het zonlicht tuimelt door de spleet de woonkamer binnen, op de nagenoeg lege laminaatvloer. Alleen het hoognodige om het gezellig te maken staat hier. Ze gebruiken het appartement alleen op vrijdag. Het stof uit de gordijnen danst in de gouden lucht. Niet vergeten nog even een Swiffer doekje over de vloer te halen voor Steven komt.

Ze had de vibratie door het hele gebouw gevoeld. Zelfs de spiegel in de badkamer had getrild in de kleine metalen klemmen waarmee het aan de badkamermuur bevestigd is.

Met haar gezicht dicht bij het glas in de balkondeuren kijkt ze links en rechts de straat in. Ze ziet niets ongebruikelijks. Ze maakt de deuren naar het Franse balkon open en leunt een klein stukje over de balustrade. Ze kijkt of ze rookwolken ziet, of stofwolken misschien, maar er valt niets ongebruikelijks te ontdekken. Aan de overkant, op de begane grond, beweegt het zwarte gordijn. Nu ze het gezicht van een Aziatische vrouw achter het raam ziet verschijnen, beseft ze dat ze er altijd vanuit is gegaan dat het huis leegstond. Ze trekt haar badjas verder dicht en trekt zich terug. Ze sluit de deuren en de gordijnen, maar laat een kleine kier tussen de gordijnen. Ze kijkt naar de vrouw aan de overkant. De knal heeft dingen aan het licht gebracht die het misschien niet kunnen verdragen.

Aan de overkant

Dit was een overwinning, dacht ze, dat ze naar het raam durfde te lopen en de gordijnen open durfde te doen. Ze liet de wereld binnen, ze durfde naar de wereld te kijken. Ze gunde zichzelf een kleine glimlach. In haar land, vroeger, zou ze onder een tafel of onder het bed gekropen zijn, zoals haar juf haar dat had geleerd. De juf. Haar glimlach verdween. Ze wilde haar handen op haar oren leggen om het smeken van de juf niet weer te horen, of de stemmen van de soldaten. Het lachen van de mannen was het ergst geweest, dat geluid achtervolgde haar in haar nachtmerries. Ze kon zich beheersen. Haar oren dichtdrukken zou niet helpen, wist ze inmiddels.

Ze dwong zichzelf naar buiten te kijken, de straat uit te kijken, proberen te ontdekken waar de knal vandaan gekomen was, maar er was niets te zien, niets te horen behalve de bekende straatgeluiden. Haar gordijnen waren altijd dicht, maar ze kon navigeren op de geluiden.

Vanuit haar ooghoek zag ze de vrouw op één hoog, aan de overkant. De keren dat ze door een kier in de gordijnen naar buiten keek, of de enkele keer dat ze buiten kwam, had ze daar nog nooit mensen gezien of licht zien branden. De gordijnen waren altijd dicht geweest, bedacht ze nu. De vrouw aan de overkant trok zich snel terug. De knal had dingen aan het licht gebracht die het misschien niet kunnen verdragen.

 

Religie

facebookTussen verschrikkelijke, actuele beelden en krantenkoppen, kwam ik een paar weken geleden dit plaatje tegen op facebook. Ik heb ‘m meteen gedeeld. Ik deel niet zo vaak dit soort dingen (of mijn uitgesproken mening) op facebook en ik ben het al helemaal niet zo vaak zó volkomen eens met iets, maar hier valt gewoon geen speld tussen te krijgen:

“If your religion requires that you hate someone, you need a new religion.” / “Als jouw religie vereist dat je iemand haat, dan heb je een nieuwe religie nodig.”

Ik heb het nooit begrepen, dat geruzie over religie en ik ga het ook niet oplossen binnen een blogpostje, maar met al die verschrikkelijke beelden op mijn netvlies, moet ik toch ook even mijn ei kwijt.

‘Islam zal de overheersende godsdienst worden’ hoor ik mensen met angst en beven in hun stem zeggen. Nou, en?! Ik zie het verschil tussen het katholicisme en de islam niet. Een paar extreme katholieken hebben in de geschiedenis net zulke verschrikkelijke dingen gedaan als een paar extreme moslims nu. Religie is in de kern goed (bedoeld), de regels vaak heel sociaal en barmhartig. Haat hoort er in ieder geval niet in thuis. Het kwaad schuilt altijd in het extremisme.

Laten we vooral niets tegen een religie hebben, maar laten we heel bang zijn voor intolerantie en het ontnemen van de vrije keuze. Iedereen die een religie aanhangt zou dit uit vrije wil moeten kunnen doen. We zouden een voorbeeld kunnen nemen aan de Amish waarbij jongeren tot hun zestiende officieel niet onder de kerkregels vallen. Na hun zestiende en na hun eventuele rumspringa (een jaar waarin ze alles mogen doen wat God verboden heeft), mogen ze kiezen of ze tot de Amish willen toetreden of niet. Zie hier een interessant ooggetuigenverslag in HP/De Tijd.

Zelf ben ik religieus opgevoed. Mijn opa was predikant en mijn ouders deden ook een goede poging ons wat van het christendom mee te geven. We hadden Joodse vrienden, en mijn ouders kwamen erg graag in Turkije en Marokko. Ze waren niet fanatiek met godsdienst en ook niet kieskeurig. Zo hebben we na een verhuizing rond mijn zevende jaar een beetje rond-geshopt en zijn we bij verschillende kerken geweest. Bijvoorbeeld bij de katholieke kerk waar ik, als ik het mij goed herinner, mijn eerste slokje wijn op heb. Uiteindelijk zijn we een paar jaar blijven hangen bij het Leger des Heils. Het was de enige periode in mijn jeugd waarin we trouw elke zondag naar de kerk gingen. Anders eigenlijk alleen met de Christelijke feestdagen.

Helaas betekende het Leger des Heils voor mij dat ik een uniform moest dragen, ik was namelijk jeugdsoldaat. Het uniform was al snel te krap, het was warm in de zomer, koud in de winter. Het veel te dunne, veel te strakke elastiekje van mijn jeugdsoldatenhoedje sneed in mijn kin. Het is natuurlijk jammer dat dit mijn associaties zijn met een gemeenschap die zoveel goed doet. Het idee was in ieder geval goed en heeft mijn (ik durf te zeggen) ruimdenkende kijk op religie bepaald.

Dus ja, lieve mensen, mijn mening: of het nu een hoofddoek is, een keppeltje of een hoedje, het maakt helemaal niets uit. Of moslimvrouwen nou een abaya dragen of gereformeerde vrouwen een rok, wat is het verschil? Laten we het in ieder geval over een ding eens zijn: Als religie vereist dat je iemand haat, dan heb je een nieuwe religie nodig.

 

Aan alles komt een eind

Lieve lezers: een goede jaarwisseling gewenst, en al het goede voor 2016!

Het is leuk dat jullie zo enthousiast zijn, maar het was natuurlijk niet de bedoeling dat jullie massaal de Literaire Juweeltjes zouden gaan inslaan. Hemel en aarde heb ik bewogen om het laatste deel van 2015 te kunnen bemachtigen, uiteindelijk via de Bruna in Laren!

Inmiddels kan ik je wel, redelijk accuraat, vertellen waar je zoal Bruna winkels in Nederland kunt vinden. Dat is dan weer handig voor een volgende keer.

Deze december uitgave, geschreven door Hans Dorrestijn, wilde ik erg graag hebben omdat ik Hans heb mogen ontmoeten. Dan ontwikkel je toch direct een zwak, of een voorkeur, voor iemand; iemand die je hebt gezien, gehoord, gevoeld (hand schudden) en geroken (onbewust).

Het ging als volgt:

Eind februari van dit jaar (2015), mocht ik naar de studio van Koos Breukel om mijn auteursportret te laten maken (zie het portret bovenaan dit blog). Singel Uitgeverijen was sinds een aantal maanden zelfstandig en had Koos Breukel gecharterd om iedereen in dezelfde sfeer vast te leggen voor de nieuwe website.

Koos Breukel is nou niet bepaald de minste, hij maakt prachtige Rembrandt-achtige portretten, het liefst (naar eigen zeggen) van mensen met een handicap. Zo heeft hij foto’s gemaakt voor de brandwonden stichting, en van mensen die blind of gedeeltelijk blind zijn. Hij vindt juist de imperfectie zo mooi (zei hij toen ik vroeg of hij het wondje op mijn kin zou willen retoucheren). Daarnaast heeft hij veel bekende Nederlanders geportretteerd en heeft de staatsieportretten van Willem-Alexander en Koningin Máxima mogen maken.

Zelf is Koos een heerlijke nuchtere man die zijn schouders ophaalt over dit alles en alleen maar bezig is met zijn kunst, niet met alle media aandacht daaromheen.

Hij heeft een fijne studio in de Schinkelbuurt in Amsterdam. Ik zeg fijne studio omdat het een glazen dak heeft en er dus veel daglicht binnenkomt, dat geeft al meteen een prettige sfeer.

Ik kom op die dag in februari de studio binnen en wordt welkom geheten door een uiterst vriendelijke, mannelijke assistent. Die dagen is het lopende-band-werk bij Koos, de uitgeverij heeft hem en zijn studio volgens een strak schema volgeboekt. Ik hoor en zie de flitsen vanuit de achterkamer komen.

‘Mag ik kijken?’ vraag ik aan de assistent.

‘Natuurlijk. Hans Dorrestijn wordt nu gefotografeerd.’

Ik loop naar achteren. Na nog een paar foto’s zijn ze klaar, ik schud beide heren de hand.

‘Kan ik een taxi voor je bellen, Hans?’ vraagt Koos.

‘Nee, mijn chauffeur komt mij zo halen.’

Koos en ik kijken elkaar aan.

‘Chauffeur,’ zeg ik. ‘Zo!’

Hans lacht een beetje gegeneerd. ‘Uit pure noodzaak hoor,’ zegt hij, ‘ik kan niet rijden. Ik heb geloof ik wel zeven keer afgereden. Toen heb ik het maar opgegeven.’

Koos en ik lachen nu ook.

‘Ik word er zo zenuwachtig van. De laatste keer heb ik een paar valiumpillen ingenomen en mijn vrouw is achter ons aangereden om te kijken hoe het ging. Ze zei me later dat het goed ging, maar toch was ik weer gezakt.’

‘Misschien waren de valiumpillen niet zo’n goed idee, Hans,’ zeg ik erg bijdehand.

Hans wordt opgepikt door zijn chauffeur. Ondertussen komt er een weinig sympathieke vrouw binnen met koffers. Het blijkt de styliste te zijn van Stella Bergsma. (Chauffeur, styliste. Doe ik toch iets niet goed, denk ik.) De kinderen van Koos komen uit school en komen hun vader even gedag zeggen.

Ik mag plaatsnemen op de kruk, onder de lampen.

Stella is inmiddels binnengekomen en blijkt zelf een ontzettend vriendelijke en attente jonge vrouw. Het boek van Stella (Pussy album) verschijnt in februari 2016.

Herman Clerinx is overgekomen uit België en kijkt vanaf de zijlijn rustig toe, kop koffie in de hand, hoe de vrouwen druk in de weer zijn met poseren, kleding en make-up.

Ik ben binnen twee minuten klaar, of Koos is binnen twee minuten klaar met mij moet ik zeggen. Een compliment natuurlijk, maar ik vind het wel jammer. Het is hier erg gezellig en ik zou nog wel wat langer willen blijven. Maar ja, aan alles komt een eind.

Ook aan 2015! Nogmaals: een goede jaarwisseling en al het goede voor 2016!