Waarom zingen we eigenlijk niet vaker, gewoon op straat? Vinden we dat we het niet kunnen? Of generen we ons nou zo massaal. Dat is toch jammer eigenlijk. Ik word er erg vrolijk van als ik mensen hoor zingen of fluiten, het werkt aanstekelijk. Het leukste zijn kinderen die helemaal in hun eigen wereldje zitten en zachtjes zingen of neuriën. Daar word ik intens gelukkig van; heel diep van binnen, op dat donkere plekje waar nooit licht komt, breekt dan ineens een zonnetje door. Dat is toch fantastisch?
Ik zong vroeger heel veel. Het hielp waarschijnlijk wel dat ik op Annie leek (zie foto’s, zeg nou zelf…) en dus altijd moest zingen voor de mensen die mijn moeder hierop attendeerden. Daar ging ik weer: ‘Toemorro toemorro, ai luf joe toemorro, joer oonlie ee deeeee eeweeeeee’
Tijdens mijn vroege tienerjaren woonden we in de Achterhoek, dan ging ik een stuk paardrijden en zong naar hartenlust, zittend op de rug van mijn loom voortsjokkende pony. Voor de visualisatie: inmiddels was ik een vrouwelijke versie van Dik Trom. Ons gehucht bestond uit 13 boerderijen dus je begrijpt wel dat ik weinig gêne voelde, ondanks de typisch Achterhoekse sneren als: ‘Mag er een andere plaat op?!’
Later, in de ‘grote’ stad (Dordrecht) heb ik een paar jaar meegedaan aan musicals, tot aan mijn zeventiende, en daarna is het eigenlijk steeds minder geworden met dat zingen. Ik zong alleen nog in bescheiden kring en onder de douche. Daar bleef het bij. Die blauwe maandagen dat ik in een koor en in een band zat tel ik maar even niet mee. Vandaag de dag zing ik alleen nog onder de douche, en ook dat nog maar heel zelden eigenlijk.
Nu ben ik op vakantie in eigen land, in Amsterdam, en het valt me op dat ze er hier in Mokum toch wat vrijer in zijn. Wat geweldig, en wat heb ik dat gemist zonder dat ik het in de gaten had. Bijvoorbeeld, van de week ging ik boodschappen doen en werd tot mijn oprechte verbazing (want het regende pijpenstelen) regelmatig gepasseerd door fluitende jongemannen (en dan bedoel ik fluitend als in: een deuntje fluiten, en niet ‘fietfieuw’ fluiten natuurlijk).
Of gisteren, toen ik een boekje zat te lezen in de huiskamer van het appartement in de Jordaan waar ik mijn vakantie doorbreng, reed er iemand door de straat en hij zong een prachtig lied. Hij had werkelijk een schitterende stem. Ik glimlachte tevreden. Heerlijk.
Op een andere dag breekt Henk, aan de bar bij Hoppe, spontaan uit in een lied: ‘Smile though your heart is aching, smile even though it’s breaking..’ Geweldig.
In Dordrecht hebben we een man die loopt werkelijk de hele dag te zingen. Ik weet niet helemaal zeker of de beste man nog leeft want hij is al aardig op leeftijd, maar iedereen die regelmatig in de binnenstad komt, weet wie ik bedoel. Hij heeft een klein repertoire Hollandse levensliederen waar hij mee door de stad wandelt, en elke voorbijganger toezingt. In Dordrecht vinden we het een beetje de dorpsgek, maar vervelend zullen mensen het toch niet vinden. De mensen op het terras kijken beschaamd weg wanneer hij uit volle borst het terras toezingt, maar er staat toch een kleine glimlach op hun gezicht. En terecht; wie wordt er nou niet vrolijk van iemand die zichtbaar zo ontzettend vrolijk is?
Dus, lieve mensen, doet u mee?
Hilversum drie bestond nog niet
maar ieder had, zijn eigen stem
op elke steiger klonk een lied
…
Een gedachte over “Zing!”