Waar het verhaal begon

Vandaag vertrek ik naar New York, zoals ik al schreef, bijna exact tien jaar nadat ik voor het eerst deze magnifieke stad zou gaan verkennen. Ter ere van dit jubileum zou ik graag het eerst hoofdstuk van mijn boek weer eens met jullie willen delen, voor wie het niet gelezen heeft of voor wie het niet erg vindt om nog een keer te lezen.

Hier begon het dus allemaal, want zonder New York geen boek en zonder boek had ik veel fantastische dingen niet meegemaakt of niet ondernomen, en veel prachtige mensen niet ontmoet. Dank jullie wel, voor jullie interesse en enthousiasme. ❤


 

Waar het verhaal begint

Ik ben Diana en ik ben net de dertig gepasseerd. Ik werk op de marketingafdeling van een grote academische uitgeverij. Ik heb drie dingen op mijn verlanglijstje staan – mijn bucket list – en dat zijn: 1) een huis kopen en dat naar eigen smaak verbouwen en opknappen, 2) in New York wonen, 3) een boek schrijven.

In 2006 besluit ik een huis in Dordrecht te kopen. Een leuk project, denk ik, een opknappertje, precies wat ik zoek. Voor een schappelijk bedrag krijg ik de sleutel van dit schattige rijtjeshuis, type ‘arbeiderswoning’ uit 1910, in een idyllisch straatje. De badkamer en de keuken moeten er in ieder geval uit. Ik huur een puinstortbak en we (een bevriende aannemer en ik) beginnen met slopen. Van het een komt het ander en binnen de kortste keren sta ik in een huis dat werkelijk van alles gestript is. Alles. Tot het honderd jaar oude stucwerk van de muren aan toe. Ik ben de ietwat wanhopige eigenaar van vier muren en een dak. Na een grove herstructurering van de achterkant van het pand, de keuken en de badkamer is het bouwdepot leeg, maar mijn huis nog lang niet klaar. Een leermoment in projectmanagement.

Vervolgens besluit mijn vriend, met wie ik al vijf jaar een relatie heb: weet je wat, Diana, ik heb hier helemaal geen zin in, ik heb al genoeg verbouwd in mijn leven. Het is veel gezelliger en ongecompliceerder bij je beste vriendin. Tabee!

De bouw ligt een aantal maanden stil. Mijn moed en mijn gebroken hart liggen onder de nieuwe cementvloer in de keuken en ik woon maandenlang tussen vier kale muren. Ik leef op een paar vierkante meter op de bovenverdieping, de woonkamer staat volgepakt met bouwmaterialen. Ik heb een nieuwe riolering, nieuwe elektriciteitsvoorzieningen, een nieuwe badkamer, maar geen stucwerk op de muren, geen kamers en geen functionerende keuken!

Juist op dat moment biedt mijn werkgever mij – nadat ik hier jarenlang om heb gezeurd – een baan aan in New York. Ik wil niets liever dan naar New York, maar ik zit nu met een huis dat ik in deze staat niet kan verkopen. Daarbij geeft mijn werkgever me maar twee maanden om te emigreren. Ik krijg uiteindelijk drie maanden en met de hulp van veel fantastische mensen kan ik mijn huis in die drie maanden klaarmaken voor de verhuur. Het zijn de stressvolste drie maanden van mijn jonge leven. Ik rook twee pakjes sigaretten per dag, drink te veel, slaap te weinig en eet slecht. Maar het lukt, een absoluut mirakel. Iets wat zonder de onbaatzuchtige hulp van de mensen om me heen nooit gelukt zou zijn. De laatste week slaap ik niet meer dan drie uur per nacht en op de ochtend van mijn vertrek sta ik in allerijl mijn tassen nog te pakken. De mensen om me heen klussen verder terwijl mijn moeder en mijn broer staan te wachten om mij naar Schiphol te brengen. Ik ben compleet uitgeput als ik in het vliegtuig stap, maar te opgewonden om te slapen.

1) Een huis kopen en dat naar eigen smaak verbouwen en opknappen. Check!

Dat doen we nooit meer.

Ik kom aan op jfk (John F. Kennedy-vliegveld) in New York op een donderdagavond, 27 september 2007 om precies te zijn. De eerste drie weken in New York kan ik een appartement in Brooklyn huren van een collega, Kenneth. Hij is New Yorker, maar woont zelf in Duitsland met zijn Duitse vrouw.

Harry, een Nederlandse collega die zelf al jaren in New York woont, niet ver van het appartement van Kenneth, heeft een sleutel en zal mij daar ontmoeten om de deur voor me te openen en me de sleutel te geven. Wanneer ik echter in New York land, heb ik een voicemailbericht van Harry: hij is onverwachts en met spoed naar Londen geroepen, of ik hem even kan bellen zodra ik geland ben. Dat wordt door de mannen en vrouwen in uniform afgestraft: je mag niet bellen in de lange rij voor de douane. Een lichte paniek maakt zich van mij meester, maar tegen de tijd dat ik eindelijk door de douane ben, is het opgelost. Harry heeft onze Amerikaanse collega Chris, die ook in de buurt woont, gecharterd om mij op te wachten. Ik ken Chris niet, maar ben enorm opgelucht dat ik niet met mijn twee weekendtassen door Brooklyn hoef te dwalen op zoek naar de sleutel, of erger nog: naar onderdak.

De temperatuur is nog heerlijk zomers in september, maar het is al wel donker. Chris zit op de trap van het appartementencomplex op mij te wachten. Verdwaasd en gedesoriënteerd rol ik met mijn twee grote weekendtassen de taxi uit. In deze twee tassen zitten mijn kleding, twee extra paar schoenen, mijn toiletspullen en één klein handdoekje. Dit is alles wat ik bezit op het moment. Hier ga ik de stad mee veroveren. Chris helpt me met de zware tassen, laat me het appartement binnen en wacht geduldig om er zeker van te zijn dat het goed met me gaat, dat ik niet ter plekke instort, dat ik mijn weg zal vinden in dit vreemde appartement, in deze nieuwe stad en op dit nieuwe continent. Mijn wereld beweegt, deint op grote golven en is in stabiel. Ik ken Chris nog maar een paar minuten, maar hij is mijn anker in de eerste momenten van mijn nieuwe bestaan. Hij is zorgzaam en behulpzaam en mijn gevoel van dankbaarheid is overweldigend. Chris overhandigt me de sleutels en drukt me op het hart dat ik hem altijd kan bellen als er wat is.

Aanstaande maandag, 1 oktober, start ik op het kantoor in New York. Met een werkgeversverklaring en alle visumpapieren zal ik mij moeten gaan registreren voor een Social Security Number, zodat ik hier kan werken, een bankrekening kan openen en mijn looncheques kan storten – er wordt nog absurd veel met cheques gewerkt in Amerika – en geld heb je in New York bijzonder hard nodig. Zeker als je een appartement zoekt. De eerste drie weken onderdak heb ik vooruitbetaald, daar heb ik geen omkijken meer naar, maar na deze drie weken moet ik eruit, want dan komt Kenneth met zijn vrouw een paar weken in New York doorbrengen. Dat betekent dat ik naast mijn werk meteen aan de slag moet met de administratieve rompslomp, waar ik echt een bloedhekel aan heb, en ik moet ook vooral hard aan de slag op zoek naar een woonruimte. Geen tijd dus om bij te komen van ‘De Verbouwing’.

Het appartement dat ik van Kenneth huur ligt in Park Slope, nu een zeer gegoede buurt van Brooklyn, maar twintig jaar geleden was dit nog een absolute no-go-area. In de jaren tachtig was het een van de meest gewelddadige buurten van New York. Het aangrenzende park, Prospect Park, was toen het domein van junkies, hustlers (mannen die zich laten betalen voor seks met mannen) en straatbendes. Daar is nu niets meer van te merken, het park is een plaatje en tegenwoordig is een appartement in Park Slope bijna niet te betalen.

Vrijdag, na goed geslapen te hebben, trek ik eropuit. Door de jetlag ben ik al vroeg op pad. Eerst maar eens kijken waar het kantoor is waar ik me maandagochtend moet melden.

Had ik al verteld dat ik nooit eerder in New York geweest ben?

Terwijl ik door Brooklyn en Manhattan loop en de metro probeer te begrijpen, denk ik de hele tijd: hier ben ik dan. Ik kan de extase, door mijn uitputting heen, niet omschrijven. Hier heb ik altijd van gedroomd en nu ben ik er! Ik ben er!

2) In New York wonen. Check!

Whoohoo!

And now what?! Zo gaat mijn bucket list ineens wel erg hard.

 

Nadat ik het kantoor op Spring Street, in SoHo, gevonden heb, loop ik zuidwaarts Broadway af en kom ik langs een halte van een city tour, een hop-on hop-off bus. Ik koop een ticket voor achtenveertig uur en breng de rest van het weekend door in een dubbeldekker om de stad te leren kennen. Het is nog steeds prachtig weer en het kleurtje dat ik oploop is een absolute bonus na al die maanden klussen. Rondgereden worden in een bus met open dak, zonnetje op mijn gezicht, wind in mijn haren, is nog steeds een van mijn favoriete toeristische bezigheden. In New York werken deze maatschappijen met een gids – een persoon, geen bandje – en dus krijg je in elke bus, op elke route, een ander verhaal te horen. Sommige gidsen zijn artiesten die hiermee wat bijverdienen. Een van de gidsen dat weekend, een jonge vrouw, begint bij elke mogelijke referentie een musicalnummer te zingen. Dat is een paar keer heel leuk en bijzonder, maar wordt al snel vervelend. Er zijn vijf verschillende routes. Ik neem de twee door Manhattan – noord en zuid – elk minstens twee keer. Verder zijn er een nachtroute, een Brooklyn-route en een boottocht bij het ticket inbegrepen.

‘Waar kom je vandaan?’ vraagt de gids wanneer ik de bus instap. Als ik ‘Nederland’ antwoord, begint hij te stralen en vraagt of ik een beetje vooraan kom zitten. Ik zal nog goed van pas komen op deze toer, als afstammeling van degenen die de stad zo’n vierhonderd jaar geleden hebben gesticht als Nieuw Amsterdam.

Ondertussen, terwijl we rondjes rijden door Manhattan en Brooklyn, krijg ik een idee waar ik wel en niet zou willen wonen. We rijden over Bowery, een van de boulevards die in Lower Manhattan van zuid naar noord loopt, als de gids aan mij vraagt: ‘Bowery, zeg ik dat goed?’

‘Bowery?’ vraag ik niet-begrijpend.

‘Ja, dat is een Nederlands woord.’

Ik schud mijn hoofd. Ik kan er niets van maken.

‘Nederlands voor farm?’ reageert hij lichtelijk geagiteerd.

‘O,’ zeg ik lachend, ‘boerderij!’

Er zijn veel Nederlandse woorden die in New York fonetisch geëvolueerd zijn. Brooklyn was ooit Breukelen, Coney Island was ooit Konijneneiland, en zo zijn er nog talrijke voorbeelden, waarvan Harlem waarschijnlijk het meest voor de hand liggend is.

Zondagmiddag ben ik moe en ben ik de toerbus zat. Ik loop over 5th Avenue in Brooklyn langs een bar genaamd Excelsior en op het bord zie ik dat ze op dat moment happy hour hebben – twee drankjes voor de prijs van één – en dat ze een terras hebben voor rokers. Perfect, want ik heb erg weinig geld en ik rook. Ik loop door een lege zaak naar het terras aan de achterzijde, waar een groepje mannen om een tafel zit en stilvalt als ik het terras oploop. Bij het zien van de mannen begrijp ik meteen dat ik een gaybar ben binnengelopen.

Ik ga aan een tafel in een hoek van het terras zitten en pak mijn boekje over New York erbij, blij dat ik zit. Het gezelschap een paar meter verderop komt weer tot leven en de meest luidruchtige van het stel roept al snel: ‘Hé, waarom zit je daar alleen, sweetheart?’ Hij is duidelijk aangeschoten. ‘Kom hier zitten.’ Hij trekt er een stoel bij en slaat met zijn vlakke hand op de zitting naast hem. Het is duidelijk dat hij geen tegenspraak duldt in zijn huidige toestand. Zijn naam is Ken. Ken en de mannen aan de tafel horen mijn emigratieverhaal aan en spuien tips waar ik het beste kleding kan kopen, mijn haar en mijn nagels kan laten doen, enzovoort.

Na een paar drankjes gaan Ken en ik naar de overkant om fish-and-chips te eten. Hij is inmiddels meer dan aangeschoten en ik hoop dat hij zijn auto laat staan. Hij woont hier niet al te ver vandaan, op 17th Street. Zijn buurt heet Windsor Terrace. Zijn verloofde zit in Londen en als het huis hier is opgeknapt, wordt het verkocht en gaat hij ook naar Londen. Dat is jammer, net nu ik mijn eerste, nietwerkgerelateerde vriend in New York heb gemaakt.

Ik moet trouwens erg om mezelf lachen: rond deze tijd acht jaar eerder begon ik aan mijn stage in Barcelona. Dat avontuur begon met een intensieve cursus Spaans aan de Universiteit van Barcelona en op de eerste dag leerde ik Clint kennen. Hij werd al snel mijn beste vriend in die vreemde stad. Clint is Amerikaan en was naar Barcelona gekomen voor zijn vriend. Clint en zijn partner namen mij op sleeptouw en tijdens mijn zeven maanden in Barcelona ontmoette ik geen enkele heteroseksuele man, buiten een handjevol collega’s op mijn stageadres. Mijn toenmalige vriend in Nederland vond dat niet zo erg. Ik ook niet, ik had de tijd van mijn leven, met lange weekenden in disco’s gevuld met honderden gespierde, halfnaakte, dansende, zwetende mannen waar ik als een soort mascotte tussen liep. Het was één groot feest.

Ik vind het dus wel erg komisch dat ik in deze nieuwe stad van alle cafés een gaybar heb uitgekozen om als eerste binnen te lopen, en dat terwijl er verder – zo zal ik later ontdekken – in deze buurt geen andere gaybar te vinden is.

Ken is mijn Clint in New York en ik blijf in contact met hem. Wanneer ik kan, help ik hem met het klussen in zijn huis. Voor hij naar Londen vertrekt, neemt hij me mee naar een aantal gaybars in Chelsea, het hart van de New Yorkse gayscene. Ik neem me echter plechtig voor om me deze keer niet tot deze scene te beperken!

 

Maandag kom ik op kantoor en staan er bloemen op mijn bureau, van Janice. Ik ken Janice alleen via de e-mail. Zij is een van de uitgevers met wie ik zal werken in mijn nieuwe functie. Wat een lieverd. Janice vertelt me dat haar dochter het huis uit is en dat ze, als ik niet op tijd een appartement kan vinden, altijd een kamer voor me heeft. Wat een fijn gevoel om een optie achter de hand te hebben, het neemt een hoop druk weg.

Met Personeelszaken in New York regel ik het nodige papierwerk en met deze documenten ga ik naar het dichtstbijzijnde kantoor waar ik me kan registreren voor een Social Security Number. Dat kantoor ligt in Chinatown en alles staat zowel in het Engels als in het Chinees aangegeven. Er zijn zo veel Chinezen die zich hier komen registreren, dat de Amerikaanse beambten de nummers in het Engels en het Chinees omroepen en sommigen volledig tweetalig zijn. Ik kijk er met verbazing naar. New York is écht een multiculturele samenleving.

Chinatown is een vreemd stukje Manhattan dat je zeker niet mag overslaan. Reken erop dat je hier hopeloos verdwaalt. Geen paniek, je loopt er vanzelf wel weer een keer uit. Het ruikt vreemd in Chinatown, het krioelt er van de mensen en de meesten spreken nauwelijks Engels. Als je ’s ochtends langs de kleine parkjes loopt, staan groepen ouderen tai chi te beoefenen. Mannen van middelbare leeftijd spugen op straat. In de supermarkten kun je levende paling en krabben kopen en in de kelders en op de bovenverdiepingen vind je een aaneenschakeling van eettentjes. Als je een goede eettent hebt gevonden, waar oma in een hoekje de dumplings zit te draaien, dan vind je het nooit meer terug. Soms loop je een klein parkje door en kom je terecht in een openluchtvoorstelling van een Chinese opera. Dan besef je hoe ver het westerse en het oosterse gevoel voor esthetiek uit elkaar liggen.

Met mijn verse Social Security Number ga ik naar de dichtstbijzijnde Chase-bank en open een bankrekening. Laat die dollars nu maar komen. Het handige aan de Amerikaanse bankpas – daar hebben ze toch wel goed over nagedacht – is dat je je pinpas ook als creditcard kunt gebruiken, maar dat de kaart je geen krediet geeft. Je kunt ermee betalen alsof het een creditcard is, maar het geld wordt meteen van je rekening afgeschreven als bij een gewone bankpas. Zo kun je toch de dingen doen waar je soms een creditcard voor nodig hebt, zoals een vliegticket of een hotelkamer boeken. Heel fijn, want een creditcard krijg je als nieuwkomer niet zomaar.

 

Te gast: Jan Stroeve

Deze week iets nieuws: een gastoptreden, en wel van Jan Stroeve.

Je kunt Jan volgen via zijn eigen website of via facebook.

Jan schrijft, dicht, tekent, zingt, schildert, danst en maakt theater. Als puistige puber van vijftien leerde ik hem kennen als de schrijver, choreograaf en regisseur van de eerste musical waar ik aan mee mocht doen. Het schrijven en regisseren deed hij overigens samen met Peter Marijnissen, die zijn vaste plek achter de piano had.

Jan heeft onder andere boeken en gedichten voor kinderen geschreven en in november komt er een heel bijzonder boek met illustraties van Jan op de markt, namelijk: ‘Zo tollig en zwarrig, waantaal van Nico’.

In ‘Zo tollig en zwarrig’ zijn zinnen te lezen van de welbespraakte Nico, die zich na zijn 95ste jaar, van de ene op de andere dag, in een andere taal ging uitdrukken. Zo zei hij bijvoorbeeld: ‘Het wordt een tammende weg met fijn en schik en zolf’.

De zinnen werden opgetekend door Elseline Knuttel die zich verwonderde over Nico’s nieuwe taal, die soms grappig maar vooral ontroerend en onverwacht poëtisch bleek. Jan raakte hierdoor zo geïnspireerd dat hij de zinnen voorzag van illustraties.

Vanaf 29 oktober zijn Jans illustraties ook te zien in pop-up galerie De Waan in Dordrecht.

Op Jans website, onder ‘Nieuws’ vind je een aantal van zijn heerlijke columns, waarvan hier een voorbeeld, door mij uitgekozen met oog op dierendag deze week.


HELLO GOODBYE

Vanochtend landde er op Schiphol een vlucht jonge hondjes. Vriendin B had een paar maanden geleden via een zieligehondjessite een kleine haarbal uitgekozen. Die vloog vandaag, met een aantal lotgenoten vanuit Cyprus naar Nederland. Of ik mee wilde om Punk of Puck of Ploef op te halen? Iets met een P in elk geval. De definitieve naam, zo voorspelde B, zou zich openbaren zodra ze het beestje in haar armen had, als bij goddelijke ingeving. Natuurlijk wilde ik mee! Dol als ik ben op programma’s als Hello Goodbye mocht ik de hondenvariant ervan niet aan me voorbij laten gaan.

Dat we veel te vroeg op Schiphol aankwamen is mijn schuld. De angst om te laat te komen is diepgeworteld. Altijd bang om de boot te missen, mensen te laten wachten of voor een gesloten incheckbalie te staan. De NS campagne ‘Fluiten = niet meer instappen’ is dan ook niet aan mij besteed. Meestal loop ik een kwartier te vroeg het perron op, precies op tijd om de vorige trein te missen. Noem het een nogal krampachtige verhouding met het begrip ‘tijd’. Zelfs de houdbaarheidsdatum op een pak melk houd ik nauwlettend in de gaten.

Gelukkig ben ik hierin niet uniek want er blijken zich al een aantal aspirant-hondenbezitters op de afgesproken plek te hebben verzameld. Het gezelschap bestaat voornamelijk uit vrouwen die op samenzweerderige toon hondenweetjes met elkaar delen als; ‘ik zou d’r ontlasting goed in de gaten houden.’ Of het nu een zelf uitgedokterd wondermiddel is voor een glanzende vacht of een methode om je pup binnen 3 dagen zindelijk te krijgen; deze vrouwen weten waar ze het over hebben. De paar mannen die mee zijn gekomen, spelen vandaag een ondergeschikte rol. De meeste staan aan de periferie van de groep met glazige ogen te wachten tot ze hier weg mogen. Een zweterige dikke man draait getergd shagjes, wachtend om ze eindelijk te mogen opsteken.

Dan maakt Fenna van stichting Puppyhome luidruchtig haar entree; ‘Nou, hij is fijn!’ Met een stem waarmee je zelfs een galopperende kudde buffels tot stilstand krijgt neemt ze bezit van de aankomsthal: ‘We hebben dus een half uurtje vertraging’. De zweterige man stopt met shagjes draaien, de dames bevriezen midden in hun zinnen. Fenna rommelt in een onordelijke stapel papieren en deelt ondertussen ongevraagd haar levensgeschiedenis en medisch dossier met ons; 1 overleden man, 7 honden, 4 katten en een instabiele heup.

Het half uur wordt een uur en nog steeds is er geen Cypriotisch hondje te bekennen. De vrouwen zijn zo langzamerhand door hun repertoire heen, de shagdraaiende man is ongezien weggeslopen en van Fenna weten we nu ook nog dat ze een moeder met wondroos heeft. Maar dan eindelijk kondigt zich met hoog gekef de verlossing aan. Iedereen veert op. De glazen schuifdeuren openen zich en 2 karren met kratten worden de hal ingereden. We dringen allemaal naar voren, I-phones in de aanslag. Een voor een worden de hondjes voorzichtig uit de kratten getild en overhandigd aan vertederde baasjes. In trance komt B met een trillend hoopje hond naar me toe gelopen. ‘Puck’, zegt ze, ‘zo gaat ze heten’. Misschien zijn jonge hondjes wel uitgevonden om af en toe even te mogen huilen.

 

 

Uit mijn boek: Het snoepje van de week

Deze week, in het kader van de aankomende verkiezingen in de Verenigde Staten, een stukje uit mijn boek New York in 40 dates. Met dank aan mijn uitgever dat ik hier en daar ook wat van de inhoud mag weggeven. Mocht je mijn boek nog niet gelezen hebben, dan hoop ik hiermee je nieuwsgierigheid te prikkelen.


Het snoepje van de week

New York, november 2008

De dinsdag van de Amerikaanse presidentsverkiezingen heb ik afgesproken met Carlos. Carlos komt uit Madrid en woont hier nu ongeveer net zo lang als ik. Hij is bezig met zijn mba-studie aan de Universiteit van New York.

Wij mogen niet stemmen, maar we hebben de verkiezingscampagnes wel gevolgd. Je komt er ook niet onderuit, je wordt vanzelf meegetrokken. Het is voor het eerst in mijn leven dat ik de debatten tussen de twee voornaamste Amerikaanse kandidaten volg, bij mensen thuis, met het nodige commentaar, alsof je naar een tenniswedstrijd zit te kijken.

Carlos is twee jaar jonger dan ik. Ik heb heel duidelijk in mijn profiel geschreven dat ik niet op jongere mannen val, maar zoals veel van de jongere mannen op de site vindt Carlos zichzelf de uitzondering en vindt hij dat hij mij deze traktatie niet kan ontzeggen. Ik schrijf dat ik hem best wil ontmoeten voor een drankje. We kennen immers geen van beiden veel mensen in de stad, en in mijn achterhoofd houd ik dat dit een mooie gelegenheid is om mijn Spaans weer een beetje op te halen. Ik maak nogmaals duidelijk dat ik geen romantische intenties heb met een jongere man, maar hij schrijft terug dat we dat nog wel zullen zien. Hij vindt zichzelf echt het snoepje van de week. En ik moet zeggen: hij ziet er ook wel uit om op te eten. Dus natuurlijk stem ik toe om een glas wijn te drinken, ik bedoel… de arme jongen, helemaal alleen in deze grote stad…

We spreken af in een kroegje genaamd The Otheroom in de West Village. Een donker hol. Iets anders kan ik er niet van maken, het is echt a hole in the wall. Carlos praat honderduit over zijn ontmoetingen met mensen van Adult FriendFinder, over zijn ervaringen met stellen en vooral over zijn bedrevenheid met oudere vrouwen en hoe ze helemaal wild worden in zijn handen. Hij is niet onaardig, hij is erg aantrekkelijk, maar dit is precies waarom ik doorgaans niet op jongere mannen val: hij kan geen genoeg van zichzelf krijgen en schept rijkelijk op over zijn seksuele escapades en hoe ervaren hij wel niet is. Daar krijg ik dus een slappe van. Maar we hebben het gezellig. Ik hoor zijn gedetailleerde verslagen aan en hij is leuk om naar te kijken (ik zeg het nog maar een keer). Na twee glazen houden we het voor gezien.

In The Otheroom worden de verkiezingsuitslagen ook bijgehouden, maar buiten merk je pas goed welk effect de verkiezingen hebben. Omwonenden zitten met een biertje in een open raam en schreeuwen het aantal kiesstemmen naar elke voorbijganger die wil luisteren. Ze juichen bij elke stem die Obama heeft behaald. Net als we een klein stukje in de richting van de metro zijn gelopen, wordt bekendgemaakt dat Barack Obama de zege gaat behalen. Hij heeft het minimale aantal kiesstemmen binnen voor de overwinning. Auto’s toeteren, de mensen in het raam juichen en vreemden feliciteren elkaar op straat. New York is duidelijk een bijzonder democratische ‘blauwe’ staat, in tegenstelling tot de republikeinse ‘rode’ staten, die zich voornamelijk in het midden van Amerika bevinden.

Ik ben dankbaar dat ik deze avond op Manhattan rondliep en dit mocht meemaken. De sfeer was heel bijzonder. Ik kan me niet voorstellen dat Nederlandse verkiezingen ooit deze emoties naar boven zouden brengen.

Carlos en ik nemen afscheid. Hij werpt me een blik toe waarmee hij hoopt te zeggen: ik ben sexy, jij kunt mij niet weerstaan, je gaat me bellen. Maar ik zal dit snoepje van de week nooit bellen. Ik ben nou eenmaal niet zo’n zoetekauw, ik heb hem gewaarschuwd. Ik houd meer van hartig. Een lekker stuk oude Amsterdammer of zo.

Kill your darlings: Met de Franse slag

De veertiende juli, le Quatorze Juillet voor de Fransen, Bastille Day voor de niet Fransen, is de perfecte dag om deze laatste Kill your darlings te publiceren. That’s it, meer heb ik er niet, tenminste, niet meer verhalen die ik kan of wil delen.

Voor de nieuwkomers: er zijn een aantal verhalen (van dates) die het boek New York in 40 dates niet hebben gehaald. Schrijven is schrappen. Kill your darlings. Vandaag dus de laatste die ik alsnog met je wil delen.


Met de Franse slag

New York, juli 2009

Bob is niet mijn type, maar hij is een aardige man en vooral aanhoudend, dus ik stem toe hem te ontmoeten, een date kan je altijd aangenaam verrassen. Hij reist veel en is Frans aan het leren omdat hij vaak in Parijs is. Deze globetrotter mentaliteit kan ik erg waarderen. Bob heeft vrienden gemaakt over de hele wereld en het is zijn hobby om te reizen, vrienden te bezoeken, op huizen van mensen te passen en aan appartementenruil te doen (zelf heeft hij een klein appartement in Hell’s Kitchen). Een leuke en relatief voordelige manier om de wereld te zien. Hij is fotograaf, een vak dat hij overal kan beoefenen, en daarnaast doet hij de distributie en reparaties voor Apple.

Bob nodigt mij uit bij een Frans restaurant genaamd Flea Market (inmiddels gesloten) op Avenue A, in de zuidoostelijke wijk op Manhattan die ze Alphabet City noemen. Een wijk waar je vijftien, twintig jaar geleden absoluut niet moest komen, levensgevaarlijk. Nu is het ontzettend hip.

We eten en praten en kunnen het erg goed vinden samen, alsof we elkaar al jaren kennen. Ik voel echter geen chemie voor hem.

Na koffie en een gedeeld nagerecht zeg ik dat ik moet gaan. Hij loopt met me mee naar de ingang van het metro station, 2nd Avenue. Hij kust me op de mond, laat een goedkeurend ‘hmm’ horen, gaat er goed voor staan en drukt zijn lippen nogmaals op de mijne, maar ik houd mijn lippen op elkaar. Fascinerend toch hoe een heel gesprek zonder woorden, maar in lichaamstaal, zich kan afspelen in een enkele seconde.

Tijdens het eten hebben we het gehad over een aankomend feest in Brooklyn, in de Frans georiënteerde buurt (door de vele Franse bistro’s) Boerum Hill. Hier vieren ze namelijk de 14de juli, Bastille Day. Niet op de dag zelf want het is natuurlijk geen nationale vrije dag in Amerika, maar op de zondag er voor. Ik stel hem voor dat hij ook naar Brooklyn komt en hij accepteert, dus we hebben al een tweede date voordat de eerste is afgelopen.

Op de zondag van onze tweede afspraak in Boerum Hill is Bob veertig minuten te laat, zonder excuses en zonder me een reden te geven. Iets wat ik nou niet bepaald kan waarderen. We gaan brunchen in een zaak aan de straat – Smith Street – waar de festiviteiten plaatsvinden. Denk bij festiviteiten vooral aan gemoedelijke competities in Jeux des Boules, Petanque of Bacci zoals ze het hier noemen, en marktkraampjes.

De zaak waar we brunchen heeft een ruime tuin aan de achterzijde, met picknick tafels en lampionnen. Voor de brunch heeft Bob een vriendin, Kim, uitgenodigd die hij ook via de datingwebsite heeft leren kennen. Een leuke vrouw en erg interessant om een andere dame van de site te ontmoeten. Onze gelijkenis is echter een beetje angstaanjagend. Bob heeft duidelijk ‘een type’.

In de loop van de dag schuiven steeds meer mensen aan; Bob’s vriend Richard, ook fotograaf, een paar mensen van zijn Franse les die uiteraard zijn aangetrokken tot de viering van deze nationale Franse feestdag, en ook een vriendin van mij, Dorothy, die niet ver hiervandaan woont. Het wordt een heerlijke luie zondagmiddag, aan een grote tafel, in een tuin in Brooklyn, met drank, eten en gezelligheid, kortom met een perfecte middag die niet zou misstaan op het Franse platteland. Een middag met de ongedwongen Franse slag.

.

Het wordt mij vaak gevraagd: heb je nog contact met deze mensen? En ja, met veel van mijn dates heb ik nog steeds contact. Bob (die niet echt Bob heet maar die ik uit privacy overwegingen hier zo noem) is zelfs nog op bezoek geweest in Nederland, heeft op een van zijn rondreizen door Europa nog een paar dagen bij me gelogeerd.

I put a spell on you

Het is gênant.

Ik zal het maar gewoon bekennen.

Ik heb iets met Harry Potter.

Ik ga elke avond met hem naar bed, en eigenlijk wil ik me overdag ook niet van hem losmaken. Het begint een probleem te worden want ik had mij voorgenomen van alles te gaan doen deze zomer: minstens 500 woorden per dag schrijven, minstens een uur bewegen, klusjes in en rond mijn huis, maar liever lig ik dus in bed met Harry.

Vandaag bereikte ik een nieuw dieptepunt: ik overwoog serieus om geen boodschappen te gaan doen (Had ik het echt vandáág nodig? Hoe lang kon ik nog overleven met wat ik in huis had?), en om niet naar Yoga te gaan. Het snode plan was om in plaats daarvan stilletjes met Harry op de bank te kruipen en de boel de boel te laten. Het is om me voor te schamen, ik weet het. Het zijn kinderboeken, ik weet het. Maar ik kan ze gewoon niet wegleggen, ik wil ze uitlezen en dat terwijl ik allang weet hoe ze eindigen want dit is de derde of vierde keer dat ik ze lees. En alle films heb ik ook al meerdere malen gezien (laat ik nu alles maar op tafel gooien).

In mijn verweer: ik lees ze in het Engels. En het is niet zo dat ik nu naar dat Harry Potter pretpark wil, of dat ik toverstafnijd heb. Ik kan de boeken gewoon niet wegleggen.

Wat is het toch dat maakt dat deze boeken mij zo kunnen betoveren? Dat ik ze voor de derde of de vierde keer wil lezen en ze weer niet weg kan leggen?

Misschien is het, zoals ik nu op de Schrijversvakschool leer, dat je de meest vergezochte fictie kunt opschrijven zolang je de fictieve wereld geloofwaardig kunt maken. Dat weet iedere lezer wel – onbewust misschien – maar nu, op school, leren we het analyseren en toepassen.

Veel fantasy verhalen, of science fiction, vind ik moeilijk om in te komen. Lord of the Rings bijvoorbeeld, daar kom ik dus niet doorheen.

J.K. Rowling brengt, met haar levendige details en zintuiglijke beschrijvingen, een wereld tot leven die je als lezer volkomen bereid bent te geloven. Ik tenminste wel. En wat heel slim gedaan is: je ontdekt deze nieuwe wereld samen met Harry, je valt er niet als buitenstaander midden in. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor ‘Alice in Wonderland’. Als je even veel of even weinig weet als de hoofdpersoon, dan schept dat een band met dit personage en wil je weten wat er op de volgende bladzijde gebeurt. Je leeft mee. Je zit aan de grote eettafels met de personages en krijgt trek van al het eten dat je van de pagina’s ruikt, proeft en ziet. Je hoort de stemmen van de honderden studenten om je heen. Je kijkt op en ziet de docenten aan de lange tafel zitten. Ik vind het meesterlijk.

Over de Schrijversvakschool gesproken trouwens; ik heb voor alle vakken een positief advies gekregen om door te gaan naar het volgende jaar, van alle zeven docenten. Dit betekent dat ik mag kiezen welke twee vakken ik wil gaan volgen. Welke twee dat worden, ben ik nog niet helemaal uit. Wat wel uit mijn beoordeling naar voren kwam, is dat mijn gebruik van de Nederlandse taal erg conventioneel is, erg oppervlakkig, weinig poëtisch en dat is niet zo vreemd: ik leef al bijna twintig jaar volkomen tweetalig (Nederlands en Engels). Ik lees en schrijf in beide talen minstens evenveel, ik denk zelfs dat ik meer in het Engels lees en schrijf, dan in het Nederlands.

Toen mijn boek zo’n twee jaar geleden voor het eerst door de uitgever werd beoordeeld, zei ze dat ze inderdaad kon zien dat ik veel Engels las en/of schreef. Sindsdien ben ik bewust Nederlandse schrijvers gaan lezen. Vandaar ook de Literaire Juweeltjes, om te proeven van verschillende Nederlandse schrijvers. Maar een fictieve wereld die mij zo compleet kan absorberen als de wereld van Harry Potter ben ik nog niet tegengekomen in de Nederlandse literatuur.

Harry Potter lees ik voor mijn plezier, net als Roald Dahl. Het is een absolute traktatie als een fictieve wereld, in boekvorm of in de vorm van een film of een serie, mij zo kan opslorpen dat ik de echte wereld even kan vergeten. Dan is dat een beetje vakantie. En dat is natuurlijk wat een goed boek voor je zou moeten zijn: een kleine vakantie voor je hersenen.

Kill your darlings: John Lindenhurst

Voor de nieuwkomers: er zijn een aantal verhalen (van dates) die het boek New York in 40 dates niet hebben gehaald. Schrijven is schrappen. Kill your darlings. Ik wil hier een paar van deze verhalen alsnog met je delen.


John Lindenhurst

New York, januari 2009

John woont op Long Island, onderdeel van de staat van New York, het ziet er uit als de staart van New York City, maar het is geen onderdeel meer van de stad. Als je de stad New York voor je ziet, met rechts Brooklyn en daarboven Queens, dan gaat er nog een grote streep land de Atlantische Oceaan in en dat is Long Island. Duizenden mensen reizen dagelijks vanuit Long Island om in New York City te werken.

John woont in het dorpje Lindenhurst, dus zo gaat hij bij mij de geschiedenis in: als John Lindenhurst. Klinkt best goed eigenlijk. We ontmoeten elkaar op een zaterdag aan het eind van de middag. Hij heeft ’s avonds een verjaardag in de stad en ik toevallig ook. Ik dacht praktisch te zijn en het voor hem te combineren, het is namelijk nogal eind vanuit Long Island om alleen maar voor een afspraakje te komen. Dan heb ik het gevoel dat ik het de moeite waard moet maken. Onzin natuurlijk, maar zo ik voel het nou eenmaal.

John is achterin in de dertig, is weer gaan studeren (ik ben vergeten wat) en heeft inderdaad een beetje een studentikoos, jongensachtig voorkomen. En dat bedoel ik positief. Daarnaast is hij basketbalcoach en verdient geld bij door te handelen in toegangskaarten voor sportwedstrijden. Sport is een zeer belangrijk onderdeel van het Amerikaanse leven en ja, ook om het zelf te beoefenen (zeker in New York), maar vooral om te kijken, ‘live’ of via de televisie.

John en ik eten wat in een vegetarisch restaurant – in het Meatpacking District ironisch genoeg – en drinken nog wat in een kroeg.

Er is iets met John zijn onderlip. Een litteken. Tijdens onze date blijft het mijn aandacht trekken, maar het was mij op zijn foto’s ook opgevallen. Hij mist een stukje van zijn onderlip waardoor het lijkt alsof hij constant op zijn onderlip bijt. Eigenlijk ziet het er best sexy uit. Als een leuke, jonge meid dit zou hebben, zou het er ongetwijfeld ontzettend geil uitzien.

Eindelijk heb voldoende moed verzameld en vraag hem wat er gebeurd is: Drie jaar geleden is John aangevallen door een pitbull en in zijn gezicht gebeten. Niet sexy. De plastische chirurgen hebben hem weer heel netjes opgelapt, behalve dat hij dus nog een stukje van zijn onderlip mist. Verder is er inderdaad niets aan hem te zien. En het is een hele leuke man om te zien trouwens; stijl, donker haar dat wat langer is dan gemiddeld. Hij heeft donkere ogen en brede kaken. Sportief gebouwd en een comfortabel stuk langer dan ik. Verder is hij aardig, vriendelijk, meegaand. Er springen geen vonken over. We hebben samen wat gegeten, wat gedronken, wat gewandeld, verhalen uitgewisseld en nu gaan we beiden naar een verjaardag in de stad en zullen elkaar nooit meer zien of spreken, en daar is helemaal niets mis mee.

 

Kill your darlings: It takes two to tango

Voor de nieuwkomers: er zijn een aantal verhalen (van dates) die het boek New York in 40 dates niet hebben gehaald. Schrijven is schrappen. Kill your darlings. Ik wil hier een paar van deze verhalen alsnog met je delen.


It takes two to tango

New York, December 2008

Maandag heb ik afgesproken met Matt voor een glas wijn in een wijnbar op Bleecker Street in New York, genaamd Quartino.

Matt heeft altijd in het zakenleven gezeten, maar heeft een paar jaar geleden – hij is nu veertig – besloten dat dit niet is wat hij zoekt. Nu schrijft hij een boek, een historische roman. Daarnaast geeft hij tango les en klust wat bij als bedrijfsconsulent. Hij is lang, heeft een goed figuur, een soepel lijf dat hem goed past, dat lees je er aan af. Zijn dikke, donkere haar in een keurige scheiding aan zijn linkerkant. Hij gaat goedgekleed.

Matt is op papier een erg interessante persoon en hij zou in theorie een zeer geslaagde date moeten zijn, maar hij is té gepolijst. Ken je dat? Geen ruwe randjes, geen losse schroefjes, geen fetisjen. Hij zal zijn passies hebben, maar het is allemaal erg strak onder controle. Dan krijg ik toch de neiging om hem een beetje door elkaar te rammelen.

Ik weet niet goed hoe ik het moet omschrijven. Hij is katholiek – dat zegt natuurlijk niets – en hij ziet er dan ook uit als een volwassen versie van een koorknaapje. Het is te glad, te gecontroleerd, te plastic, te ingehouden. Mijn handen jeuken.

Misschien waren het zenuwen hoor, het is geen verwijt, ik had alleen het gevoel alsof ik met een robot aan tafel zat. Heel spannend en opwindend was het dus niet.

In een mail die hij me na onze ontmoeting stuurt, schrijft hij dat hij het leuk vond om me te ontmoeten, wenst hij me veel succes en vertelt me vervolgens, een beetje belerend, dat ik me niet moet verschuilen achter een foto die zo weinig laat zien.

Huh? Pardon?

Hmpf.

Kill your darlings: My shining star

Er zijn een aantal verhalen (van dates) die het boek New York in 40 dates niet hebben gehaald. Schrijven is schrappen. Kill your darlings. Ik wil hier een paar van deze verhalen alsnog met je delen.


My shining star

New York, januari 2009

Drew is kaal. En ik bedoel extreem kaal, als er zoiets bestaat. Ik ken veel kale mannen – er zijn er ook heel veel, en het maakt mij helemaal niets uit, sommige van mijn beste vrienden zijn kaal – maar af en toe kom je een man tegen die zó kaal is, dat hij glimt als een spiegel. Het is het eerste waar ik aan denk, als ik aan Drew denk. Dat zegt nogal wat.

Ik ontmoet Drew op een maandag in Brooklyn voor een drankje en een hapje in een sportbar, zoals ze dat noemen. Het meest doorsnee café dat je in Amerika kunt vinden met veel televisie schermen want de gemiddelde Amerikaan is bezeten van sport.

Drew is een court officer. De man die de rust in de rechtbank bewaart, de man die het bewijs van de advocaat aanneemt en aan de rechter overhandigt. Je kent ze vast wel van televisie. Sterker nog, ik had hem echt op de televisie kunnen zien, maar dan niet in de rechtbank maar in ‘Amazing Race’, een programma dat wij kennen als ‘Peking Express’, waar koppels strijden om zo snel mogelijk op een locatie te komen. Reality TV dus.

Drew en zijn maatje waren zo succesvol en populair in de show dat ze terug mochten komen in de ‘All Stars’ versie vijf jaar later. Daarna zijn hij en zijn partner een eigen programma begonnen, voor Discovery Channel, waarin ze allerlei maffe dingen deden zoals worstelen met alligators.

Aangezien ik geen televisie heb en nog niet in Amerika woonde toen dit allemaal speelde, moet hij mij alles uitleggen. Ik heb hem nog nooit gezien en ik heb ook nog nooit van deze programma’s gehoord. Ik denk dat hij dat een beetje jammer vind, mensen reageren doorgaans enthousiaster op zijn verhaal, neem ik aan. Hij schept er niet over op, maar hij geniet meer van zijn semi-beroemdheid dan hij zou willen toegeven.

Als court officer is Drew inmiddels met vervroegd pensioen, net als mensen uit het leger al op jonge leeftijd. Om de vrede in de rechtszaal te bewaren heeft hij, over de jaren heen, een flink aantal klappen moeten opvangen. Een zichtbaar gevolg is bijvoorbeeld dat zijn neus niet meer gecentreerd staat.

Drew is een ontzettend gezellige kerel, laat dat gezegd zijn. Hij wil gaan reizen, en hij heeft veel amusante verhalen te vertellen. We hebben een gezellige avond bij Cody’s Alehouse & Grill in Brooklyn, maar er slaan gewoon geen vonken over. Drew loopt met me mee naar de metrostop, we omhelzen elkaar, nemen afscheid met de standaard ‘laten we dit nog een keer doen’. Een volkomen nietszeggend voornemen, waar niemand iemand aan houdt, code voor ‘het was gezellig, leuk je te ontmoeten, het ga je goed.’

Piction (Picture + Fiction)

Misschien lees je het een dezer dagen in AD De Dordtenaar, op mijn auteur pagina of op mijn persoonlijke facebook pagina: ik heb me vastgelegd voor een volgend boek. Ik heb ideeën genoeg gelukkig, zoals een boek over verschillende diëten, of een komisch verhaal gebaseerd op het leven in mijn straat, maar naast een full-time baan en een part-time studie aan de Schrijversvakschool (Open dag op zaterdag 19 maart a.s. Kom langs!) was ik er eerlijk gezegd nog niet aan begonnen, aan dat tweede boek, maar nu moet ik wel. Nu heb ik me vastgelegd.

Het idee is afgeleid van het boek van Sanneke van Hassel, ‘Hier blijf ik’, waarin ze foto’s van Rotterdamse kunstenaars heeft gecombineerd met korte verhalen. Wow, te gek, dacht ik. Wat een leuk idee, om tekst en beeld zo te combineren. Dat wil ik ook.

Eerst dacht ik de foto’s zelf te gaan maken. Helemaal onverdienstelijk ben ik ook niet met de camera, maar toen ontmoette ik Armand Lamée, tandarts en fotograaf, of Tandograaf, zoals ik hem noem, en dacht: is het niet beter zoiets samen te doen? Niets zo motiverend als een man die je achter de broek zit, gewapend met boor en camera natuurlijk.

Het idee is dus als volgt: zwart-wit foto’s van Armand, voornamelijk straatbeelden, met daarbij telkens een verhaal van mij dat betrekking heeft op de foto. Soms zal de foto er eerst zijn en zal ik me daar door laten inspireren, soms zal er eerst een verhaal zijn en zal Armand dit proberen te verbeelden.

Salwa van der Gaag heeft mij geïnterviewd voor AD De Dordtenaar, net als een jaar geleden voor mijn eerste boek, en ze vroeg me: waar haal je je inspiratie vandaan? Ja, goede vraag. Het zijn vaak hele kleine dingen die je ziet, die je hoort: de glimlach van een kind omdat je elkaar even volledig begrijpt door één enkele blik uit te wisselen. De helft van een maf gesprek dat je opvangt in de trein. De boodschappenlijstjes die ik verzamel. Het nieuws. Een sfeerbeeld van een openbare ruimte.

‘Ik luister graag naar muziek als ik in de trein zit of over straat loop,’ vertelde ik Salwa, ‘maar nu laat ik steeds vaker mijn oordopjes uit. Ik let veel meer op mijn omgeving nu ik tientallen verhaaltjes zal moeten gaan schrijven in korte tijd.’

En natuurlijk zullen ook de foto’s van Armand mij moeten inspireren tot een stukje tekst van circa 500 woorden (beetje de lengte van deze blog post). Hopelijk hebben we binnen nu en een jaar een aardige collectie foto’s en verhalen opgebouwd en gaat dit tweede kind vorm krijgen.

Ik zou het leuk vinden als meer schrijvers en fotografen geïnspireerd raken om ook samen te gaan werken. Bestaat dat genre al? Anders doop ik het bij deze tot: Piction.

 

Kick off2
Kick off meeting met Armand Lamée

Kill your darlings: Vikingen onder elkaar

Voor de nieuwkomers: er zijn een aantal verhalen (van dates) die het boek New York in 40 dates niet hebben gehaald. Schrijven is schrappen. Kill your darlings. Ik wil hier een paar van deze verhalen alsnog met je delen.


Vikingen onder elkaar

New York, Mei 2010

Op mijn favoriete dating website ben ik niet bepaald verlegen. In het echte leven trouwens ook niet. Ik ben vaak degene die het eerste contact maakt. Laat ik dat anders zeggen; van de mensen die ik ontmoet via de dating site, ben ik vaak degene die het eerste contact maakt. De mannen die met mij contact opnemen zijn meestal niet de mannen die ik wil ontmoeten.

De aanleiding om iemand een berichtje te sturen is vaak omdat iets in hun profiel mij aanspreekt. Een leuke foto, een leuke tekst, een pakkende slogan. Daar reageer ik dan op, niets is namelijk zo dodelijk als te beginnen met alleen ‘Hi’ of ‘How are you?’

Bij Paul was zijn haar de aanleiding. Hij heeft precies hetzelfde haar als ik – blonde krullen – maar dan veel langer. ‘Hé, je hebt mijn haar!’ schreef ik hem en zo begon het.

VikingenHij las mijn profiel en moest erg lachen om de Viking-referentie omdat hij een actief, virtueel tweede leven leidt op Second Life en daarin De Viking speelt. Dat ik dat weet vind ik dan weer jammer (excuses aan alle Second Life liefhebbers), ik vind het namelijk niet bijzonder sexy als iemand zijn echte leven vult met het creëren van een virtueel leven. Maar oké, ik denk dat je vooral moet doen waar je zin in hebt. Ik hoef het ook niet aantrekkelijk te vinden.

In het eerste, originele leven is Paul een fotograaf. Hij is in de vijftig en woont zowel upstate New York – dus ten noorden van de stad New York, in de staat New York – als in Connecticut. Pendelt naar gelieve.

We spreken af om op een zondagochtend een stuk door Prospect Park te wandelen en over Greenwood Cemetery. Zo gezegd, zo gedaan.

Buiten het feit dat hij heel lang blond krullend haar heeft, is er eigenlijk niets wat er uitspringt bij hem. Het is een vriendelijke man van gemiddelde lengte, iets meer dan gemiddelde omvang met misschien een opmerkelijk detail: naast Second Life is hij erg actief in de wereld van BDSM wat volgens Wikipedia staat voor Bondage and Discipline (BD), Dominance and Submission (DS) en Sadism and Masochism (S&M or S/M).

Aha.

Klein detail tot je vastgebonden op bed ligt met zo’n kegel in je mond.

Nou zijn de geheimen van de slaapkamer (gelukkig) doorgaans niet af te lezen aan mensen, maar bij Paul verrast het me toch. Het is een heel volgzaam type. Het type koddig, buikje, wollen sokken in sandalen. Niet dat dat wat zegt natuurlijk, maar je begrijpt me vast wel. Ik kan me er gewoon geen voorstelling bij maken.

Na een tijd gewandeld te hebben door het park en over de begraafplaats – echt een bezoekje waard – krijgen we een behoorlijke trek. Mijn appartement is om de hoek dus ik stel voor een omelet te maken, wat hij niet afslaat. Hij denkt ongetwijfeld dat dit een uitnodiging is tot ‘meer’, maar dat is niet mijn intentie en hij is gelukkig erg voorzichtig met de avances. Dat doet hij overigens erg subtiel moet ik zeggen; de indruk geven dat je er voor open staat, maar niets doen of zeggen wat een afwijzing kan riskeren.

Ik maak een omelet voor ons klaar, serveer hem een eenvoudige doch voedzame late lunch, kijk daarna op de klok en meld heel romantisch dat ik naar de wasserette moet. Hij neemt afscheid met een genereuze uitnodiging om langs te komen in een van zijn stulpjes. Heel attent, maar iets wat er in geen van zijn levens van zal komen.