Lekker behandelbaar

Maandag lag ik op de stoel bij de tandarts voor mijn halfjaarlijkse controle. Niet dat er nog veel te doen viel want recentelijk heeft hij, Ton de Tandarts, al mijn vullingen vervangen. Ik kan er voorlopig wel weer even tegen en ik stond dan ook binnen twee minuten weer buiten.

‘Goed gedaan,’ zei hij.

‘Ja, nee, jij!’

‘Ach,’ zei hij.

‘Teamwork,’ zei ik uiteindelijk en wenste hem vast fijne feestdagen.

Ik vind het niet erg om naar de tandarts te gaan. Sterker nog, ik ga liever naar de tandarts dan naar de huisarts, want wat bij de tandarts slecht nieuws is, valt meestal nog wel te repareren. Slecht nieuws bij de huisarts heeft meestal een langer staartje. Bovendien heb ik ook altijd hele leuke tandartsen gehad en dat scheelt natuurlijk ook.

Ik begon als tiener, na een aantal verhuizingen, bij Paul. Hij had een kunstwerk aan het plafond, boven de stoel, en hij vierde zijn veertigste verjaardag in de horecazaak waar ik destijds werkte, samen met twee bevriende tandartsen die ook veertig werden dat jaar. Sindsdien zei hij, wanneer ik binnenkwam, heel nadrukkelijk en zangerig “Die-A-na”, waarop ik hem vorsend aankeek en antwoordde met een veelbetekenende “Paul…” Het was een wild feestje geweest.

Ooit lag ik in zijn stoel, zwijgend controleerde hij mijn gebit. Uit de radio klonk een interview waarin het belang van geur in de aantrekkingskracht ter sprake werd gebracht. Paul stopte met waar hij mee bezig was en snuffelde aan me, zonder een woord te zeggen. Zo’n geval van perfecte timing.

In New York had ik een tandarts, Shaun, die wel wat weg had van Arnold Schwarzenegger, maar dan met flaporen en werkelijk stralend witte tanden. Deze tandarts was, net als Schwarzenegger, heel erg gespierd maar wilde mij niet in een donker steegje tegenkomen, zei hij. Shaun vond mij namelijk een heel stoer wijf omdat ik nooit verdoving wilde. Als hij ging boren en ik ook maar een pink bewoog, stopte hij meteen. “Gaat het?” vroeg hij dan gespannen, terwijl ik heel ontspannen in de stoel lag, ogen gesloten, handen gevouwen op mijn buik.

“Jahaa, doe nou maar,” zei ik dan. Ik heb nog nooit verdoving gekregen of gevraagd bij de tandarts en daar snapte Shaun helemaal niets van.

Toen ik terugkwam uit Amerika was Pauls praktijk flink gegroeid. Hij liep tussen drie of vier behandelkamers, kwam even gedag zeggen, keek even, maar verder deed een jongedame met een Spaans accent het meeste werk. Daar was ik op een dag klaar mee. Om precies te zijn op de dag dat hij, na ons begroetingsritueel, zich over me heen boog en zei: ‘Ja, dat moet allemaal vervangen worden.’ Hij had wel gelijk, maar ik vond het erg onpersoonlijk geworden en dus ben ik overgestapt naar Ton. Die was het wel met Paul eens dat de vullingen vervangen moest worden, maar Ton zou dat in ieder geval zelf gaan doen.

Ton de Tandarts is heel persoonlijk en van de oude stempel en daar hou ik van. Een lange, aantrekkelijke man. Zijn leeftijd durf ik niet te schatten, maar hij gaat al even mee. Hij gebruikt, voor zover ik weet, geen mondkapje en dat vind ik persoonlijk wel zo prettig. Uiteraard ben ik een groot voorstander van schoon en fris, maar het hoeft niet steriel te zijn. Ik ben niet vies van de mensen die ik aardig vind. Iemand wel of niet mogen, wordt voor mij ook heel erg bepaald door lichamelijke chemie, maar dat terzijde. Dat is weer een heel verhaal op zich. Ik voel me in ieder geval erg op mijn gemak bij mijn tandarts en dat is wel belangrijk. Zeker bij de mijne.

In vier keer heeft hij de vullingen vervangen. Linksonder, rechtsonder, linksboven en rechtsboven. Ton is niet zachtzinnig en trekt me stevig tegen zijn buik aan als hij aan het werk is. Hij lijkt te vergeten dat het gebit in een levend hoofd zit, dat het hoofd aan een mens zit, maar ik lig gedwee in de stoel, vertrouw de man en geef me graag aan hem over. Ik vind het eerlijk gezegd wel prettig, iemand die je stevig vasthoudt als hij je pijn dreigt te doen. Het werkt troostend. Zouden ze bij de bloedbank ook moeten doen; een stevige knuffel als ze die dikke naald erin zetten.

Eerder dit jaar, na de laatste vervanging, liet hij me dan eindelijk los.

‘Zo,’ zei hij tevreden. ‘Dat ging goed.’

‘Nou, fijn,’ zei ik, alsof we deze exercitie voor hem deden en niet voor mij.

‘Je bent ook zo lekker behandelbaar.’

Ik schoot in de lach.

Toen ik even later bij mijn fiets stond, moest ik iemand appen en dit heuglijke feit delen; ik was er eigenlijk wel een beetje trots op. Ik ben lekker behandelbaar. Nou, die kan ik mooi in m’n zak steken.

 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s